Voor de vijfde keer sinds zes maanden begaf ik me naar de jeugdrechtbank. Alles went, maar dit nooit. De kinderen die ik gedragen en gebaard hebt als onderwerp van een kale en kille rechtszaal? Een nachtmerrie.
Mijn raadsman was verhinderd en zat in de file, wat een uitstel van ruim 45 min met zich meebracht. Vijfenveertig minuten langer in dit ellendige gebouw, waar iedereen met uitgestreken gezicht voor zich uitkijkt, waar de doffe ellende, de verkrampte sfeer en de scherpe vijandigheid je overvalt.
Mijn kinderen zijn mijn kinderen niet meer. Hun lot ligt nu in handen van een drietal vreemde mensen, die Het Dossier diagonaal lezen en helemaal niet op de hoogte zijn van de hel die ik in mijn huwelijk heb meegemaakt. Zich niet bewust zijn van de allesoverheersende liefde die ik voel voor mijn kinderen. Sterker nog, mijn kinderen niet eens kennen.
Mijn advocaat drukt me vaak op het hart dat de jeugdrechter afkerig is van details.
Mijn advocaat drukt me vaak op het hart dat de jeugdrechter afkerig is van details. Pardon, details zegt u? Alsof mijn leven uit strakke feiten bestaat en in 3 zinnen te vertellen valt. Met andere woorden, er zijn nog wachtenden na u in de rij, hou het kort.
De parking van het gerechtshof, de rechtszaal en de jeugdrechter staan voor mij sinds kort synoniem met pure ellende en diep verdriet. Op deze plaats viel ik voor het eerst in mijn leven uiteen. Op zes maanden tijd ben ik weinig opgeschoten. Het enige wat ik heb geleerd, is vooral geen verwachtingen te koesteren. Dit bespaart mij een diepe teleurstelling.
Voor het eerst kwam ik redelijk neutraal uit de rechtszaal. Zaak werd uitgesteld tot half februari.
So be it. In de rechtbank is het sleutelwoord GEDULD.
Het is maar dat u dit weet.