Wekelijks ontvangt NEO Bemiddeling 4 à 6 mails plus enkele telefoontjes van gescheiden vaders of moeders die radeloos zijn: hun kind wil niet meer naar hen komen, of een kind zegt dat het zich niet goed voelt bij de nieuwe partner van ma of pa en liever ‘thuis’ blijft, waar die ‘thuis’ dan ook is voor een gescheiden kind.
Maar er zijn ook telefonische oproepen van ouders met schrijnende verhalen dat ze het niet begrijpen waarom de andere ouder het kind tegen hem/haar opzet. Of telefooontjes van kinderen die vragen wat ze moeten doen om niet meer verplicht te worden naar pa of ma te moeten gaan.
Hoe benoem je zo’n situaties? Past daar een sticker ‘ouderverstoting’ op? Of beter een klever die vermeld ‘dringend overleg plegen in het belang van het kind’?
Als bemiddelaar kunnen wij in zo’n gevallen niet veel doen, om niet te zeggen niets doen. We kunnen maar bemiddelen als beide ouders hiertoe bereid zijn, en soms als het kind bereid is om in gesprek te gaan. Maw als het conflict kan gekanaliseerd worden.
Als ouders bereid zijn ‘samen’ naar het conflict te kijken, en hoe dit kan worden opgelost. Bereidheid om met elkaar te praten is dus een eerste vereiste; als dat op een njet stuit dan houdt het op. Dan wordt de rol van de bemiddelaar herleid tot ‘raadgever’ en ‘doorverwijzer’, in een één op één gesprek, met vaak een doorverwijzing naar een advocaat; wat moet ik anders??
Maar doorverwijzen naar een niet-advocaat: wie is dat dan? Waar zijn de instanties die zich over deze materie buigen, die bereid zijn om actie te ondernemen, die ‘iets’ kunnen doen? Waar zitten de professionelen die de draad opnemen? Waar kunnen maw kinderen en vaders of moeders terecht als ze hun kind niet meer mogen/kunnen zien? Bij zelfhulpgroepen, ja zeker. Bij Awel.be ja zeker? Bij Teleonthaal, ja zeker? Bij Huis van Hereniging, ja zeker? Bij Steunpunt Ouderverstoting, ja zeker?Maar wijzigen die gesprekken iets aan de situatie, of is het meer ‘op verhaal komen’, erkenning krijgen, begrepen worden. Wat lost het op als ge je kind niet meer ziet? Als een kind niet de gelegenheid heeft om in een veilige omgeving ‘gehoord’ en ‘beluisterd’ te worden?
Studiedag ‘Ouderverstoting in Vlaanderen’
Op 26 september 2017 had in Universiteit Antwerpen een interessante studiedag plaats over het thema ’Ouderverstoting in Vlaanderen’. Een onderwerp dat door deskundigen op verscheidene manieren werd belicht.
Het is nuttig om het begrip ‘ouderverstoting’ goed te omschrijven. Ik geef hierna in een notedop weer wat ik heb gehoord, en waardevol is om in dit blogartikel te schrijven.
Zo werd er onder meer een pleidooi gehouden om voortaan te spreken over een ‘contactbreuk’ eerder dan die vreselijke term ‘verstoting’ te gebruiken. Ook was de teneur om PAS uit de woordenboeken te schrappen, PAS staat voor Parental Alienation Syndrom. De deskundigen waren van mening dat we weg moeten van het benoemen van ouderverstotng als een ‘syndroom’.
Wat is ‘ouderverstoting’?
Interessant was de vraag wanneer er sprake is van vervreemding, verstoting, contactbreuk en hoe het zover is kunnen komen?
Het begrip kan immers op verschillende manieren worden benaderd:
- Is het ouder A die het kind ‘opstookt’ om zich af te zetten tegen ouder B?
- Is het (de verstoten) ouder B die aanleiding geeft tot het niet meer willen zien van ouder A?
- Is het het kind dat negatieve gevoelens uit naar één ouder en positieve naar de andere ouder?
- Gaat het voor het kind over: ‘ik wil die ouder niet meer zien’ OF gaat het over ‘ik mag die ouder niet meer zien’?
Feit is dat een gezin een complex systeem is waarvan de problemen niet toe te schrijven zijn aan één specifieke oorzaak. Oudervervreemding gaat samen met ouder- en kind-factoren en het is zo dat beide ouders een aandeel hebben in de situatie:
- Ouder-factoren zoals gebrek aan warme betrokkenheid, ouderschapsvaardigheden, empathie, communicatie en begrip;
- Kind-factoren zoals scheidingsangst, gebrek aan maturiteit, emotionele of gedragsproblemen.
Zijn er oplossingen?
Als ‘oplossing’ gaat het dus niet om het verbreken van de band ouder-kind en ook niet om het deprogrammeren van het kind. Wel gaat het erom dat gescheiden ouders bereid (zouden moeten) zijn om te zoeken naar de geschikte informatie en ondersteund worden: soms met bemiddeling of verzoening, of een onderhandeling, een arbitrage of zelfs rechtspraak als het niet anders kan.
Niet mag vergeten worden dat de nieuwe omgeving waarin het kind na de scheiding van de ouders terecht komt, vaak deze is van een nieuw samengesteld gezin. In die zin speelt dan ook de emotionele betrokkenheid een rol, is het nodig dat er een akkoord hierover komt om zo tot een nieuwe en voor betrokkenen aanvaardbare vorm van samenleven te komen.
Professionele tussenkomsten aangewezen
Door professor Ann Buysse werd gepleit voor professionele tussenkomsten in de zin van:
- Normaliseren: de kinderen ernstig nemen;
- Heronderhandelen en grenzen stellen: bespreken en rekening houden met de kinderen;
- Ouderidentiteit versterken;
- Ouders ondersteunen in de opvoeding: maar… ‘ouderen’ is niet simpel;
- Bemiddeling om conflicten te kanaliseren: wat is belangrijk voor het kind, benoemen van zaken die voor het kind belangrijk zijn, ouders laten kijken via de ogen van het kind;
- Trajectbemiddeling: ouders de opties duidelijk maken zodat ze met kennis van zaken ‘hun’ weg naar een goede oplossing kiezen: is het een schikking via de Kamer van Minnelijke Schikking, is het bemiddeling of laat men het over aan de familie- of jeugdrechter.
Nuttig cijfermateriaal plaatst ‘contactbreuk’ in juist(er) perspectief
Onderzoeker Kim Bastaits deelde nuttige cijfers vanuit een vader-, moeder- en kindperspectief. De globale aantallen waaruit navolgende cijfers komen, betreffen een ‘vermoeden van ouderverstoting’. Deelnemers: 738 vaders, 882 moeders en 499 kinderen. Een vermoeden van ouderverstoting werd vastgesteld:
- Vanuit vaderperspectief 2.17% ;
- Vanuit moederperspectief 0.45%;
- Vanuit kindperspectief 4.41% in contact met gescheiden vader;
- Vanuit kindperspectief 0.60% in contact met gescheiden moeder.
De besluiten van Bastatis zijn de volgende:
- Ouderverstoting komt meer voor bij vaders dan moeders;
- De kinderen rapporteren een hoger % dan de ouders;
- Ouderverstoting zou meer voorkomen bij problematische scheidingen;
- Vaker een vermoeden van ouderverstoting in die gevallen dat het kind de scheiding zag aankomen en er uitleg over kreeg, waarbij de vraag kan worden gesteld of de ‘lastercampagne’ al vóór de scheiding aanving.
Beperkt aantal ouderverstotingen maar wel een roep naar aandacht
De algemene conclusies uit dit onderzoek geven met het bekomen cijfermateriaal uitsluitsel over:
- Het feit dat ouderverstoting eerder bij een beperkte groep voorkomt;
- Maar dat die groep een problematische groep is die de nodige aandacht verdient. Immers het probleem treft het hele gezin en niet enkel het kind;
- Het niet beschikbaar zijn van pasklare oplossingen. Het meer aandacht hebben voor de gezinsdynamiek is cruciaal.
Claire Wiewauters (HIGW) suggereerde in haar uiteenzetting dat er dient ingezet op onder meer lotgenotencontact tussen kinderen om hen uit hun isolement te halen door het delen van ervaringen met leeftijdsgenoten. Ook zou het zinvol zijn om kinderen en jongeren beter te informeren over het verloop van een scheiding zodat ze één en ander beter begrijpen en in een juiste context kunnen plaatsen. Wiewauters pleit ook voor het instellen van een jeugdadvocaat in burger en rechterlijke zaken; een raadsman die de belangen van het kind onder de aandacht brengt in rechtszaken.
Andere nuttige blogartikels kan u hier vinden. Indien er updates gebeuren aan dit artikel, dan kunt u die via deze link lezen.
Een bemiddelaar kan niet alles in goede banen leiden…
Bereidheid van vader en moeder is nodig om samen tot een nieuw vergelijk te komen, in het belang van het kind
Blijf niet met vragen zitten, maar maak nu een afspraak.
Keuze uit 3 mogelijkheden, nu enkel nog de stap zetten:
– via telefoon 03 535 30 01 of
– via mail info@neobemiddeling.be