Op 19 januari is er in de pers (radio, TV, kranten en magazines) en in sociale media heel wat te doen over de resultaten van een onderzoek van S. Van Assche (Centrum voor Sociologisch Onderzoek aan de KU Leuven.).
Op 18 januari vond in het parlement immers een hoorzitting plaats over dit thema. De teneur in de persartikels is dat “de voorrang die co-ouderschap bij echtscheidingen krijgt, in vraag dient gesteld. Sterker nog dat dit best wordt afgeschaft. Immers het probleem is, zeggen ‘deskundigen’ dat ouders de week-om-weekregeling als normaal zijn gaan beschouwen, terwijl dat niet altijd de beste optie is voor het kind.“
Wat zegt de wet?
Meer en meer gaan scheidende ouders ervan uit dat een gelijkmatige verblijfsregeling een ‘recht’ is en een automatisme. Maar dat is het dus niet. Het is in rechtbanken een ‘uitgangspunt’.
Voorafgaand even duidelijk stellen wat de wet voorziet. In de wet van 18-07-2006 staat in art 374 $2 het navolgende:
“Ingeval de ouders niet samenleven en hun geschil bij de rechtbank aanhangig wordt gemaakt, wordt het akkoord over de huisvesting van de kinderen door de rechtbank gehomologeerd, tenzij het akkoord kennelijk strijdig is met het belang van het kind.
Bij gebrek aan akkoord, in geval van gezamenlijk ouderlijk gezag, onderzoekt de rechtbank op vraag van minstens één van de ouders bij voorrang de mogelijkheid om de huisvesting van het kind op een gelijkmatige manier tussen de ouders vast te leggen.
Ingeval de rechtbank echter van oordeel is dat de gelijkmatig verdeelde huisvesting, niet de meest passende oplossing is, kan zij evenwel beslissen om een ongelijk verdeeld verblijf vast te leggen. De rechtbank oordeelt in ieder geval bij een met bijzondere redenen omkleed vonnis, en rekening houdend met de concrete omstandigheden van de zaak en het belang van de kinderen en de ouders.”
Ouders bepalen zelf ‘het beste’ voor hun kinderen via bemiddeling
In bemiddeling bepalen ouders zelf ‘wat het beste is voor hun kinderen. In mijn praktijk na wikken en wegen, kijkend naar de mogelijkheden en de beperkingen, wat goed en eigenlijk best is of kan zijn voor de kinderen. Met al of niet een uittestperiode van enkele maanden, en een goede beschrijving van clausules die wijzigingen in de verblijfsregeling mogelijk maken en dus ook voorzien.
Hamvraag is: wat is de beste verblijfsregeling voor kinderen als ouders scheiden of al gescheiden zijn en de regeling voor verbetering vatbaar is?
De beste verblijfsregeling is de regeling waarover ouders een akkoord hebben; dat kan verblijfsco-ouderschap zijn of niet. Maw een gelijkmatig of ongelijkmatig verblijf. In mijn bemiddelingspraktijk verschillen vader en moeder regelmatig van mening. Geen erg, als ze als ouders maar samen dat ene gemeenschappelijke doel voor ogen houden: het belang van de kinderen. Maar wat is dat “het belang van het kind”?
Wat is dat ‘het belang van het kind’?
Al ter gelegenheid van de bespreking van het wetsontwerp in het jaar 2005 (!), beschreef het Kinderrechtencommissariaat toen al enkele aandachtspunten die rechtstreeks te maken hebben met ‘het belang van het kind’.
Ik citeer: “Voor kinderen is het in eerste instantie belangrijk:
Dat zij zich door beide ouders veilig, geliefd en gewaardeerd weten;
Dat ouderlijke conflicten qua intensiteit en qua frequentie beperkt blijven of kunnen verminderen en dat kinderen merken dat conflicten ook opgelost kunnen worden;
Dat zij op regelmatige basis met beide ouders contact kunnen hebben;
Dat zij zich niet gekneld voelen in het ouderlijk conflict;
Dat zij mee kunnen betrokken worden in de bepaling van de omgangsregeling zonder dat zij keuzeverantwoordelijkheid dragen;
Dat zij, na verloop van tijd, zelf ook wijzigingen voor de regeling kunnen voorstellen.”
Ouders die niet met elkaar praten over de kinderen? Bestaat dat? Ja spijtig genoeg wel.
Tijdens de hoorzitting in het parlement, gisteren, stelt S. Van Assche dat het aantal problematische co-ouderschappen stijgt.
“Voor de bewuste wet dd. 2006 waren het vooral hoger opgeleiden die voor de helft-helftregeling gingen. Zij slaagden erin om, ondanks de problemen, toch nog een regeling uit te werken in functie van de kinderen. Maar sinds de regeling voorrang moet krijgen van de rechter, is de groep die co-ouderschap heeft veel diverser. Het krijgen van zo’n helft-helftregeling is onderdeel geworden van de strijd. We zien het aantal ex-koppels met zware conflicten die co-ouderschap hebben zienderogen toenemen. Uit ons onderzoek blijkt ook dat 29 procent, dus bijna een op de drie, van ouders in co-ouderschap niet met elkaar praat. Nooit. Ook niet over de kinderen.”
Ouders die niet met elkaar praten over de kinderen? Bestaat dat? Ja spijtig genoeg wel. In de contacten ingevolge gerechtelijke aanstellingen die ik ontvang, hoor ik sporadisch dat een ouder zegt dat hij/zij niet meer met haar/hem aan dezelfde tafel wil zitten. Begin er dan maar aan als bemiddelaar. ik praat dan over de gevolgen die dat met zich brengt voor de kinderen. En ja, soms ‘ontdooien’ ouders. Maar er zijn ook vasthoudende types die niet meer willen communiceren over de kinderen.
Zo gans anders zitten ouders aan de bemiddelingstafel die vrijwillig kiezen voor een bemiddelde overeenkomst. Zij streven naar een overeenkomst waarbij rekening wordt gehouden met de kinderen, en zij zichzelf niet vergeten in hun persoonlijke wensen. Maar steevast kijkend naar wat best is voor de kinderen.
In een ouderschapsovereenkomst gaat het uiteraard over drie zaken: gezamenlijke uitoefening van het gezag, de verblijfsregeling en de kostenregeling. Maar in mijn bemiddelingspraktijk gaat ook de nodige aandacht naar het ouderschapsplan, zeg maar de onderlinge afspraken en engagementen van vader en moeder, kijkend naar de kinderen. Ook de samenspraak met de kinderen (afhankelijk van de leeftijd) is belangrijk.
Geen garantie dat dan alles voor altijd koek en ei is. Maar er is een globale overeenkomst waarvoor beide ouders samen kiezen; dat heeft een veel duurzamer karakter en biedt ook veel meer waarborgen op naleving dan een door de rechter opgelegd vonnis. In de vonnissen is er zelfs geen sprake van afspraken en engagementen van vader en moeder inzake bvb onderlinge communicatie en hoe de verstandhouding op peil dient of kan worden gehouden.