Als kind had ik mijn trouwe Duitse herder, mijn steun en toeverlaat. Lieve *Dibbes, wat zou de overgang moeilijk zijn geweest zonder jou. Ik voelde mij beschermd en veilig. Jij liet alles toe, ik voelde mij geaccepteerd.
*Dibbes is de naam van de andere Herder welke ik moest achterlaten tot mijn grote verdriet. Hij kon er niets aan doen en ik had geen keuze. Ik ben opgegroeid met een litteken in mijn gezicht als herinnering aan hem. Ik kijk nog altijd met trots in de spiegel als ik deze beschadiging zie in mijn gezicht. Wij waren een goed stel en wij waren maatjes. Ik was 6 jaar, maar de herinnering eraan is mij nog steeds erg dierbaar. Dit dagboek is ook opgedragen aan hem. Krijg zelf ook nu nog tranen in mijn ogen als ik dit opschrijf. Ik heb de naam Dibbes meegenomen als pseudoniem voor de herder op de foto. De herder die lang bij mij bleef tot wij haar moesten laten inslapen.
Ik gunde Dibbes alles wat zij wilde en zij gunde het mij. Een sfeer van onuitputtelijk trouw zijn aan elkaar, wat je zo kan hebben met een dier. Ik noem het nu gunnen. Toendertijd waarschijnlijk zag ik dat als “alles samen en alleen”. Ik zag geen verschil. Het verschil kwam door de buitenwereld.
Soms verwar ik het begrip gunnen met het “voor wat hoort wat” principe. Dat is denk ik voor diegene die niet onbaatzuchtig kunnen gunnen of geven. Bijvoorbeeld, Ik kan blij worden voor een spelend gezin dat ik zie genieten in het “Golden Hour” van de laatste gouden zonnestralen van de dag. Ik mis het enorm maar ik gun het hun net zoveel als dat ik het mijzelf gun. Ik voel een kracht in mijzelf opkomen dat ik kan geven terwijl ik er zelf zo naar verlang. En nu juist in dat geven ervaar ik de troost en aandacht voor mijn eigen emotie van gemis. Ik gun eigenlijk als het ware hun en mijzelf een ‘cadeau’.
Gunnen gaat voor mij om het ontdekken van je eigen behoefte. Met het uitspreken van ‘mijn behoefte’ ben ik nog niet zo goed. Ik heb het eigenlijk ook nooit geleerd of om mij heen goed waar kunnen nemen. Deels omdat ik het begrip behoefte niet zo goed herken, maar ook deels omdat ik niet geleerd heb om te luisteren naar mijn innerlijke behoefte. Ik merkte dat ik de pijnscheuten die ik ervaarde tijdens de plotselinge confrontatie met mijn behoefte gebruikte om maar vooral mijn behoefte niet uit te spreken. Ik wilde als het ware niet door de pijn heen gaan en haar echt lijden. Ik voel dat in die reactie van het vermijden soms ook een vermijden van gunnen teweeg brengt. Een onbewust proces, waar je, als je het eenmaal doorhebt, beter op gaat letten. Het toelaten van die pijn heb ik leren zien als een ‘zelf-gun’ moment. Ik moet zeggen, dat achteraf deze pijn toch meeviel. Ik dacht dat ik zou vervallen in een ravijn van ellende en dat alcohol nog de enige reddende engel zou zijn die mij eruit kon halen.
Ik heb mijzelf eruit gehaald en ik heb door de tranen heen de kracht gevonden die kennelijk al in mij was. Ik kan het nu beter delen en noem het Gunnen of noem het een cadeau aan jezelf geven.
En waarom?
Ik begrijp soms egoïsme niet zo goed, net zoals ik empathieloos door het leven gaan of het alleen maar jaloers zijn op iedereen of boos blijven op de buitenwereld niet begrijp. Het de schuld vooral maar verleggen naar de buitenwereld en ver van jezelf.
Ik denk terug aan Dibbes, ik denk terug aan het feit dat hij er ‘gewoon’ was en deelde zonder er bij na te denken. Zo direct vanuit het hart zonder zelf in de weg te staan. Ik dank hem dat hij mij geleerd heeft dat je kunt zijn en gunnen zonder het zelf te bezitten. Dat je toch los en onafhankelijk kunt blijven van het geven en dat je er niets voor terug wilt ontvangen omdat het gunnen alleen al een cadeau aan jezelf is.
Ik mis hem nog steeds