De afgelopen jaren heb ik mij ingezet om het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) meer onder de aandacht te brengen.
Niet alleen door de rol van de Kindbehartiger op te tuigen waarbij volledig gewerkt wordt vanuit het IVRK, maar ook door op landelijk niveau professionals juridisch te trainen en hierbij vanuit de IVRK bril naar het Nederlands (familie)recht te kijken.
In 1995 heeft Nederland het IVRK geratificeerd. Sindsdien krijgen kinderrechten gelukkig steeds meer een plek. Toch hebben de artikelen binnen het IVRK nog geen rechtstreekse werking en zijn wij gekelderd in de Kinderrechten Index. Wat wij in Nederland wel doen is de artikelen uit het IVRK verdragsconform uitleggen. Dat betekent dat we de artikelen naast ons Nederlands wetboek leggen en de inhoud ervan meewegen, maar dat ons Nederlands recht voorrang heeft.
Door alle trainingen die ik heb gegeven en al het werk dat is verricht rondom de rol van de Kindbehartiger, ben ik er steeds meer van overtuigd dat wij met het IVRK ons Nederlands rechtssysteem kunnen doen verzachten. Ik zou hiervoor de aandacht willen vragen van de politiek, beleidsmakers, rechters, advocaten en professionals. Daarom deze blog.
Denk aan het volgende. Hoe vaak maken wij in het werkveld als scheidingsprofessionals mee dat er een discussie ontstaat tussen ouders omtrent hun rechten? Stel je de situatie voor waarbij een samenwonend stel uit elkaar gaat. Beide ouders zijn vanaf de geboorte betrokken geweest bij hun kind. Dan volgt helaas na twee jaar een scheidingssituatie. De conflicten tussen ex-partners leiden ertoe dat de focus wordt gelegd op de rechten van ouders: erkenning versus gezag. Vader heeft erkenning gekregen met toestemming van moeder en een recht op omgang, informatie en consultatie. Moeder heeft van rechtswege ouderlijk gezag. Juridisch een verschil, in de praktijk een gelijke invulling van het ouderschap en de opvoeding. In het heetst van de strijd lijkt de praktijk er echter niet meer toe te doen en gaat het om het juridisch recht van een ieder. Gevoelens van ongelijkheid en onrechtvaardigheid sijpelen hierin door en het conflict laait op.
Leg nu eens het IVRK naast erkenning en ouderlijk gezag.
Artikel 18 IVRK spreekt over de gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders:
“De Staten die partij zijn, doen alles wat in hun vermogen ligt om de erkenning te verzekeren van het beginsel dat beide ouders de gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Ouders of, al naar gelang het geval, wettige voogden, hebben de eerste verantwoordelijkheid voor de opvoeding en de ontwikkeling van het kind. Het belang van het kind is hun allereerste zorg.
In dit artikel wordt geen onderscheid gemaakt tussen erkenning en ouderlijk gezag. Vervolgens wordt er gesproken over dat het belang van het kind (artikel 3 IVRK) de allereerste zorg is van beide ouders.
Stel dat er iets met moeder zou gebeuren in bovenstaande situatie dan betekent dat niet automatisch dat het kind naar vader gaat. Bekeken vanuit het kind perspectief vreemd gezien de opvoedende rol van beide ouders sinds de geboorte? Is dat nu in het belang van het kind, mocht dit zich onverhoopt voordoen? Zouden voor het kind de ouders niet een zelfde positie moeten hebben?
Het ouderlijk gezagsartikel biedt ons ook nog inzichten, mede wanneer we het IVRK er naast leggen:
Artikel 1:245 van het Burgerlijk Wetboek zegt: “Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.”
In dit artikel ligt mijns inziens niet alleen een recht en een plicht verscholen van ouders. Bekeken vanuit de IVRK bril gaat het eens te meer om een belofte om bij te dragen aan de ontwikkeling van het kind, dit in lijn met artikel 6 IVRK.
Zou dat dan in bovenstaande situatie niet weer vragen om de posities van deze ouders gelijk te trekken, vooral kijkend naar de praktijksituatie die daarom ook vraagt?
Ik zou jullie willen uitdagen om ouders eens vanuit dit perspectief naar hun situatie te laten kijken om te bezien wat er gebeurt? Of zij in plaats van vanuit een hardheid omtrent hun eigen rechten, vanuit een meer zachte visie naar de juridische aspecten kunnen kijken ingegeven vanuit kindperspectief en kinderrechten.
Mijns inziens liggen er veel kansen verscholen in het IVRK door vanuit een andere bril te gaan kijken naar ons rechtssysteem. Het is gelukkig al veel ouders gelukt en ik ben dankbaar dat ik ze dit perspectief heb mogen aanreiken om zodoende anders naar de scheiding, de positie van hun kind als ook hun eigen positie te kunnen kijken.