In 2015 is een wetsvoorstel ingediend inzake herziening kinderalimentatie. In dit voorstel is de stiefouder niet onderhoudsplichtig voor zijn/haar stiefkinderen. In een recent rapport van het WODC (februari 2021) wordt benadrukt dat de onderhoudsplicht voor stiefouders moet worden heroverwogen.
In rechtspraak wordt soms gerefereerd aan dit wetsvoorstel. Tot nu toe is geen rekening gehouden met het vervallen van de onderhoudsplicht van de stiefouder in het kader van dit wetsvoorstel.
In de praktijk wordt de huidige wetgeving aangehouden. In overleg met elkaar kan altijd, een voor partijen, beslissing worden genomen zoals zij dit wensen. Daarbij is het wel van belang dat iedere betrokkene weet welke regels en richtlijnen er zijn. Dit om te voorkomen dat achteraf wordt teruggekomen op een genomen beslissing.
Stap 1
Wie is stiefouder in de zin van de wet?
Artikel 1:392 BW geeft aan dat tot het verstrekken van levensonderhoud op grond van bloed- en aanverwantschap is gehouden: c. Stiefouders.
Artikel 1:395 BW de stiefouder is alleen verplicht gedurende het huwelijk of geregistreerd partnerschap levensonderhoud te verstrekken aan de tot het gezin behorende minderjarige kinderen van de echtgenoot of geregistreerd partner.
Stap 2
Hoe wordt het bedrag voor levensonderhoud vastgesteld?
Artikel 1:397 lid 2 BW geeft hiervoor een richtlijn.
Indien er meerdere bloed- of aanverwanten (de stiefouder) tot het verstrekken van levensonderhoud aan dezelfde persoon verplicht zijn, dan is ieder van hen gehouden een deel van het bedrag te voldoen. Tot dat aan de financiële behoefte is voldaan. Bij het bepalen van dit deel wordt rekening gehouden met de draagkracht en de verhouding waarin een ieder tot de gerechtigde (het kind) staat.
Dat laatste kan een discussiepunt zijn. Dit is ook een onderdeel dat vaak wordt meegenomen bij gerechtelijke uitspraken. Zie hiervoor de uitspraak van Rechtbank Overijssel 04-08-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:3184. In deze uitspraak is de stiefouder niet gehouden aan een bijdrage in levensonderhoud van zijn stiefkind. De biologische ouders hebben voldoende draagkracht om in de fiannciële behoefte van hun kind te voorzien.
Het Hof Amsterdam heeft op 15-08-2017 de bijdrage van de stiefouder bepaalt aan de hand van redelijkheid. De bijdrage van de stiefouder is hierbij niet naar rato van draagkracht maar naar redelijkheid op 1/3 bepaald. De berekeningen laten een hogere draagkracht voor de stiefouder zien. Zie hiervoor de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam 15-08-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3300
Stap 3
Welk alternatief is er om deze zaken te bespreken?
Onderling overleg wie welke bijdrage zal gaan doen in de kosten levensonderhoud van de (stief) kinderen is een mooi alternatief. In de praktijk zijn er veel verschillen. Indien het stiefkind heel jong is zal daarbij een andere rol voor de stiefouder zijn dan indien het stiefkind al wat ouder is en minder afhankelijk.
In overleg met elkaar door middel van mediation, is het vaak mogelijk afspraken te maken. Het overleg wordt dan vaak op een rustigere manier en met minder strijd gevoerd dan bij een procedure waarbij advocaten het toch voor de eigen cliënt zal opnemen. Dat is de rol van de advocaat en kan niemand hem/haar kwalijk nemen. Gevolg kan zijn dat er meer irritaties ontstaan. De vraag is of dat in het belang is van het kind.
Stap 4
Blijf vooral goede (stief) ouders voor uw kind. De opvoeding kunnen we niet overdoen, een jeugd wordt maar eenmaal beleefd.
LET OP: ARTIKEL VAN TOEPASSING OP NEDERLANDSE WETGEVING