Er is een belangrijke tendens gaande in partneralimentatie-land. Waar rechters vroeger geneigd waren de partneralimentatieverzoeken bij voldoende draagkracht toe te wijzen, wordt tegenwoordig veel kritischer gekeken naar de inkomenspositie van de alimentatiegerechtigde.
In hoeverre en op welke termijn kan de alimentatiegerechtigde zelf in haar/zijn levensonderhoud voorzien?
Deze tendens maakt dat het alimentatieverweer steeds meer aspecten kent. Naast een inhoudelijk verweer tegen de hoogte van de behoefte en de draagkracht dient ook de verdiencapaciteit van de alimentatiegerechtigde aan bod te komen. De verdiencapaciteit is het inkomen dat de alimentatiegerechtigde zelf kan genereren, zodat (deels) in de eigen behoefte kan worden voorzien.
Als een alimentatiegerechtigde al een baan heeft, kan kritisch naar het inkomen worden gekeken. Is het inkomen redelijk ten opzichte van de opleidingsachtergrond van de alimentatiegerechtigde. Als een alimentatiegerechtigde er bewust voor kiest om laaggeschoolde arbeid te verrichten, terwijl het opleidingsniveau hoger ligt, kan de rechtbank worden verzocht met een hogere verdiencapaciteit rekening te houden.
Indien de alimentatiegerechtigde geen baan heeft, kan worden aangevoerd dat er verdiencapaciteit is die dient te worden benut. Dat standpunt kan ook worden ingenomen als de alimentatiegerechtigde al lang van de arbeidsmarkt is. De opleiding- en werkervaring is dan relevant. Er kan op basis van eventuele vacatures een inschatting worden gemaakt van een redelijk salaris.
Daarnaast dient in het kader van alimentatieverweer te worden bekeken of er meer uren kunnen worden gewerkt, zodat het inkomen stijgt en in het eigen levensonderhoud kan worden voorzien. Dit houdt vaak verband met de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de kinderen. Als de alimentatieplichtige meer zorgtaken op zich neemt, kan de alimentatiegerechtigde vaak meer werken. Het zijn communicerende vaten, waarvan men zich bewust dient te zijn.
Vanzelfsprekend is ook de leeftijd van de kinderen relevant. Zodra de kinderen naar de middelbare school gaan, wordt in de praktijk vaak aangenomen dat er meer uren zouden kunnen worden gewerkt. De leeftijd van de kinderen kan daarom ook een reden zijn de alimentatieduur te limiteren. De rechtbank kan bijvoorbeeld in een alimentatiebeschikking vastleggen dat van de vrouw wordt verlangd dat zij met drie jaren (als het jongste kind naar de middelbare school gaat) meer inkomen genereert. De alimentatieduur wordt dan dus gelimiteerd.
Deze ommezwaai van rechters past bij de huidige maatschappelijke discussie. In de politiek zijn al divers wetsvoorstellen gedaan om de wet ten aanzien van partneralimentatie aan te passen. De voorgestelde aanpassingen zien met name op de alimentatieduur. De termijn van twaalf jaar is volgens de politiek achterhaald. De alimentatiegerechtigde dient meer en meer zijn/haar eigen broek op te houden. De afhankelijkheid van de ex-partner dient te worden beperkt.
Van deze tendens dient in alimentatiezaken meer gebruik te worden gemaakt, want een concrete invulling van verdiencapaciteit van de alimentatiegerechtigde en/of een limitering van alimentatieduur kan de alimentatieplichtige uiteindelijk veel geld schelen.