Daar sta ik dan. In de regen. Voor een dichte deur. Ik zie geen licht branden. Ik hoor geen geluiden. Er loopt niemand op straat. Alleen ik ben er en de regen.
Ik klop op de voordeur `Hannah, doe open! “. Geen reactie. Ik klop nog een keer `Ik ga niet weg tot je opendoet“. Weer geen reactie. Ik loop naar de achter deur.
Via het pad dat achter het huis loopt kom ik bij een houten hek. Ik klop op de deur, ik kijk of ik de deur open kan krijgen. Ik zie de buren kijken. Dicht, niets kan mij helpen dichter bij het huis te komen. Ik loop weer naar de voorkant van het huis. Plots hoor ik iets, het gejammer van een kind. “Hannah, doe open! Ik kom niet om jou lastig te vallen” schreeuw ik door de brievenbus. Ik ruik de sterke geur van zweet, verrot eten en azijn. Ik moet kokhalzen.
Ik kijk op mijn mobiel en zie dat het inmiddels 9u45 is. Ik sta nu al 55 minuten buiten het huis. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt. Vorige week deed ze niet open, ze was bij ‘vrienden’ en vergat onze afspraak. Op mijn berichten en bel pogingen reageert ze ook niet. Ik stuur haar een bericht.
Dan komt er iets in me op, heeft ze haar medicatie wel netjes ingenomen? Misschien ligt ze binnen op de grond terwijl ik hier sta te ijsberen en gefrustreerd ben over een deur die niet opengaat.
Ik bel meteen met de trombosedienst. “ Ze heeft niet opengedaan! Weer niet. Mevrouw kunt u haar niet gewoon laten weten dat ze open moet doen? Ik kan niet elke keer prikmomenten om plannen als ze structureel niet opendoet. Ik ga bellen met de specialist om te overleggen. Voor ons is het zo ook geen doen. Dit kan niet zo verder! “ zegt de trombose medewerker geïrriteerd.
Nee dit kan inderdaad niet zo verder…
Bericht:
´Hallo Hannah, het komt goed. Ik ben niet boos. Ik maak mij zorgen en wil weten hoe het met jou en de kinderen gaat. Als je niet open wilt doen dan snap ik het, maar praat met mij. Help me begrijpen wat er in jou omgaat. Vergeet niet dat ik er ben om jou en de kinderen te helpen. Groet Sara`
Ik doe mijn oor tegen de deur terwijl ik de bericht verstuur. Ik hoor het ping geluidje van het verzonden bericht, ook zie ik de 2 streepjes blauw worden. Ik spring een gat in de lucht. Ze is binnen. De kinderen zijn niet alleen en ze is genoeg op kracht om mijn bericht te lezen.
Nu wachten. Voor mij het moeilijkste onderdeel van dit werk. Wachten zonder te weten hoelang en zonder te weten of wachten iets oplevert.
Dan schiet een andere gedachte in me op, zijn de kinderen wel afgemeld? Ik bel de opvang.
Na een uur wachten besluit ik verder te gaan. Ik loop richting het station. Dan kom ik langs de supermarkt. Ik loop de supermarkt in en haal een broodje en wat te drinken. Als ik bij de kassa aankom denk ik weer aan Hannah en de kinderen. Hebben zij wel gegeten? Is er nog genoeg melk voor de baby?
Nog één keer, ik ga het nog één keer proberen.
Ik laat de producten achter en verlaat de winkel terug naar het huis. Ik klop op de deur.
´Hannah, doe open. Ik ga niet weg. ´ dan hoor ik geluid. Voetstappen. Het geluid van de slot.
Dan gaat de deur op een keertje. Ik zie een hand die aangeeft kom maar binnen.
Voor cliënten zoals Hannah is het essentieel dat ik me als begeleidster bewust ben van de obstakels in de communicatie. Hannah heeft i.v.m. een traumatische achtergrond haar vertrouwen in de hulpverlening verloren. Ook heeft ze door haar depressie de lust om te leven verloren. Hierdoor zorgt ze niet goed voor zichzelf. Ze heeft net dat beetje extra nodig. Woorden zoals activatie en bekrachtiging zijn te groot. Voor haar is ‘er zijn’, waardevoller. In haar tempo met haar meegaan. Haar inzicht geven over haar behoeftes. Niet als deskundige, maar vanuit de positie van haar medemens. Iemand die haar gelukkig, actief en als een onderdeel van de samenleving wilt zien.
Dus voor Hannah, neem ik elke dag zoals het komt. Denk ik aan vandaag. Morgen is ver weg. Morgen is moeilijk, complex en onzeker. Vandaag is het enige dat Hannah aankan, dus gaan we hier het beste van maken.
Sara Ali – Opvoedondersteuner – Tugra Zorg & Welzijn