Ze belde ergens in april van dit jaar. Een vrolijke stem aan de andere kant van de lijn vertelde dat ze wilde scheiden en ‘iemand’ zocht die dat kon begeleiden. Na het een en ander aan feitelijkheden te hebben uitgewisseld en ik aan het einde van het gesprek afsloot met positieve woorden, zei ze mij: ‘je bent hetzelfde als ik’…
Half mei kwam ik bij hen voor het eerst. Ik werd warm onthaald door haar evenals door hem. Een uiterst ranke vrouw en een beer van een vent. De kinderen waren er ook. Dat wilde ze graag en vond ze belangrijk. De sfeer was gespannen. Aan tafel stak ze van wal: dat het niet meer ging en dat hij haar zomaar de deur uit had gezet. Zomaar, zonder enige reden. Eruit gegooid.
Jongste, hetzelfde postuur als zijn moeder maar nog een bonenstaak langer, zat met zijn armen over elkaar. Oudste lijkt meer op haar vader. Een bijzonder verantwoordelijke, bijna jong meerderjarige, vrouw.
Ze sprak als een sneltrein over alles wat er was gebeurd en dat hij haar zonder pardon op straat had gezet: ‘je zet je vrouw toch niet zomaar op straat? Dat doe je toch niet?!’ Haar ogen werden zo groot als schoteltjes bij die woorden die ze enkele keren herhaalde. Alsof er een langspeelplaat op stond. Hij liet haar begaan met af en toe een tussentijdse vriendelijke correctie, beheerst doch uiterst duidelijk. Zij had bijna een paternalistische houding ten opzichte van haar kinderen: zij vertelde hoe de kinderen zich voelden bij de situatie. Hoe zij zich gedroegen. Bij oudste kwamen de tranen. Bij jongste nog meer weerstand. Ik zag het gebeuren. Aan mijn water voelde ik dat er iets niet klopte in dit verhaal en deze setting. Een onbeduidend gevoel. Dat gevoel is onprettig, omdat het ergens vandaan komt maar ik het, als mediator en intuïtief ingesteld mens, niet kan plaatsten. Een gevoel van in het duister tasten.
Na alles aangehoord te hebben, stukken overhandigd had gekregen om dossier op te maken, besloot ik af te sluiten met de vraag of het een idee was om eerst met de kinderen eens om de tafel te gaan, alleen de kinderen en ik. Zij namen het aanbod maar wat graag aan. Zo graag dat mijn onderbuikgevoel bevestigde dat dit, de juiste, eerste stap was.
Op de eerste maandag van de meivakantie, het was warm en zonnig, kwam ik terug. We zijn buiten gaan zitten en zij staken van wal. Oudste, af en toe rokend, bijzonder verstandig en wijs aanvullend op wat haar broertje vertelde. Ze vulden elkaar aan als Yin en Yang. Broer en zus die heel helder uiteen hebben gezet hoe de vlag erbij hing in hun gezin: dat hun moeder zieker aan het worden was, dat ze steeds meer manipuleerde, dat ze loog, achterdochtig was, dat ze verhalen vertelde die niet klopten. Dat ze zomaar, ineens, nadat zij de kinderen hadden verteld dat zij gingen scheiden en daags erna op het vliegtuig stapte en de plas overvloog. Dat vond zoon zo erg, zo erg, dat hij haar dat nog steeds heel erg kwalijk nam.
En dat de ziekte in de familie zit en dat het steeds erger werd. Boosheid, verdriet, onbegrip en ook weer begrip. En dat zij er niets aan konden doen. En dat hun moeder het helemaal niet zo zag: iedereen in haar omgeving was ziek en gek aan het worden behalve zijzelf. Bij mij was het kwartje gevallen.
Dit zou geen ‘gewoon’ scheidingstraject worden, maar eentje van het niveau koorddansen.
Tegen alle regels van de geleerde faciliterende mediation stijl, heb ik hem gebeld. Ik wilde heel graag zijn kant van het verhaal horen. Tijdens dát gesprek vielen nog meer puzzelstukjes in elkaar. Hij vertelde dat hij het al wist en dat ze er al een beetje last van had toen ze trouwden. Hij wist waar hij aan begon, het was prima leefbaar. Tot nu. Het ging al langer niet lekker, dat zag hij ook wel. Tot zij aankondigde dat zij wilde scheiden. Out of the blue.
To be continued.