Ons kind was jarig. Je belt niet, je stuurt niets. En je vertelt ons kind dat het is omdat het niet mag van mij.
Het was jouw vaderdag. Je vraagt er niet naar om hen bij jou te mogen hebben die dag. En wanneer ik ons kind vraagt of het jou iets wil sturen, antwoordt het al nee schuddend.
Ons kind heeft schoolfeest in de namiddag, waar oma, opa en mama met veel trots en plezier naar willen komen kijken. Maar jij houdt ons kind thuis, net op die dag. Op een gezamenlijk moment op de school, neem je ons kind zo snel mogelijk weg, zonder dat het dag kan zeggen tegen mij.
Je vertelt ons kind dat mama stom is. Je vertelt ons kind dat mama liegt. Je vertelt in bijzijn van ons kind dat mama jou pijn deed.
Ik weet dat je tracht mij te raken. En dat je tracht ons kind tegen mij op te zetten. Dat je alles zal proberen om een wig te drijven tussen ons kind en mij.
Ik hoop dat je op een dag beseft, dat je eigenlijk een wig drijft tussen ons kind en jou.
En ons kind en mij net dichter bij elkaar brengt.