‘Slaap lekker, lief mannetje. Nog maar eventjes en dan gaan we op avontuur.’
“Mama? Kom jij nog heel even hier naast mij liggen? En dan vertel je over toen papa en jij in Afrika waren. Over die olifanten, en die héle vieze wc en die kano die bijna zonk..”
Ik ga naast ‘m liggen, alweer verkocht door de schittering van griezelend genot. En ik vertel.
Al vertellend dik ik aan en op het laatst reden wij op de olifanten over de steppen, toegejuicht door de leeuwen. Zonken we en werden gered door een lief nijlpaard met n hele grote bek. En was de plee in Afrika nóg viezer dan die toen in de Andes waar ik nu bijna met hen naar toega.
Kronkelend van anticipatie en mij 60 keer in de rede vallend met vragen, is het tenslotte genoeg voor mijn kleine vriendje.
Vlak voordat hij naar zijn dromenland vertrekt, kijkt hij mij aan met ogen die overlopen van blijdschap.
“Mama? Het allerleukste vind ik dat als we in Peru naar de jungle gaan, dat papa er dan ook is. Dan gaan we met z’n alle-maal!”
Zielstevreden vertrekt hij. En weet ik waar wij het voor doen, het over alle schaduwen heenstappen en ondanks het niet samen-zijn wel nog samen kleine feestjes vieren.
Geluk hoeft niet zo moeilijk te zijn. Het is eigenlijk heel dichtbij.