Al een tijdje leek het of mijn jongste van 8 het ineens extra moeilijk had met ons niet-meer-samen-zijn. Veel tranen en traantjes, veel redderen, veel zorgen om en zorgen voor.
Op school gaven zijn juf en meester hetzelfde aan. Dit raakte ons flink. Hoe kunnen wij onze kleine baas nou helpen? En zijn wíj wel degenen die hem kunnen helpen of is iemand die dichtbij is maar ook op afstand, daartoe misschien beter in staat?
In overleg, ook met jongste zelf, heeft zijn juf daarom een methode uitgezocht en werkt hiermee met hem, zodat hij zijn verdriet wat beter een plekje kan leren geven.
Het is best moeilijk om die hulp te vragen. Het voelt toch alsof je, ondanks dat je zo je best doet, ergens faalt. Dat jij jouw kind niet zelf kunt helpen. En alsof je met het om hulp vragen, dit falen moet toegeven. Dan kijkt ook een klein oogje van schaamte mee.
Heel even maar.
Want daarna is er vooral een gevoel van dankbaarheid. Voor het gegeven dat er mensen zijn die ook op jouw kind letten en zich zijn welzijn aantrekken. Die de moed hebben om dit voor te leggen, wat vooraf toch ook spannend moet zijn: “Accepteren die lui wel wat wij aangeven?”.
Ja, het is confronterend. Maar vooral hartverwarmend als ik zie hoe wel het mannetje vaart bij het gegeven dat hij in een eigen ruimte en met wat eigen tijd en aandacht, een eigen werkboek heeft waarin hij zijn gedachten en gevoelens kwijt kan. En een eigen iemand die voor even gewoon helemaal voor hem is.
Ik mag meelezen en zijn papa ook. Zijn grote broer en zus niet. Hij is soms bang dat hij ons pijn doet met wat hij weergeeft, maar vindt het ook fijn dat wij het weten. En ik ben soms een beetje bevreesd om te lezen wat er staat.
Maar als ik vervolgens meelees en -luister en daarna in zijn oogjes kijk, weet ik dat hij álles mag vinden en vertellen en dat ik alles zal lezen en aanhoren. Ik kan het allemaal aan. Omdat ik zie dat het zijn hartje lichter maakt.
Hulp is niet om je voor te schamen. Hulp helpt. En hulp kent vele gezichten.