Ik staar naar de papieren vol met cijfers die voor me liggen.
Twaalf pagina’s vol met getallen die door een programma gehaald zijn en volgens de trema-norm aangeven op hoeveel kinder- en partneralimentatie ik recht heb. Al vanaf de eerste bladzijde snap ik er niets van en voel ik me dom. Dan, op de laatste bladzijde staat iets wat ik goed begrijp, namelijk de eindconclusie. Ik hou 60 euro in de maand over voor boodschappen, kleding en autokosten.
In mijn hoofd schreeuw ik, vliegen de emoties door elkaar en zie ik een heel aantal doemscenario’s op me afkomen, ik zie mezelf in de bijstand verdwijnen, levend in een één-kamerappartement terwijl mijn kinderen elke dag te weinig eten krijgen. In het echt zeg ik gelaten ‘uhmmm, volgens mij wordt dat ‘m niet helemaal, toch?’
De mediator knikt en zegt dat we beter zelf een berekening kunnen maken voor wat wij denken dat een eerlijke verdeling is. Hij is er vrij duidelijk over, de wet is ingewikkeld, maar totaal niet ingesteld op het co-ouderschap. Bij birdnesting is het nog wat ingewikkelder, omdat je dan veel dingen blijft delen en het nog onduidelijker kan zijn wie wat betaalt.
De trema-norm is gebaseerd op de situatie in de jaren ’70 toen scheiden er nog anders uitzag. Ik verbaas me er over dat de wet niet meer ingesteld is op het co-ouderschap, wat door de overheid gepromoot wordt. Het voelt oneerlijk, alsof ik afgestraft wordt voor het maken van een keuze die net anders is dan standaard. Misschien hebben ze het wel expres zo gelaten, want als je er financieel niet eens met z’n tweeën uit kunt komen, hoe kun je er dan met opvoeding van kinderen gezamenlijk uitkomen?
Toch, nu ben ik ‘overgeleverd’ aan iemands goedheid in plaats van aan regels waar ik de ander op kan wijzen.
Als we even later samen naar buiten lopen moet ik huilen voor het eerst sinds maanden. ‘Wat is er?’ vraagt de ex ‘ben je niet tevreden over dat we er samen uit moeten komen, of het voorstel dat ik deed over hoeveel ik je zou geven?’ Als ik na een paar minuten weer een beetje mezelf onder controle heb besef ik me dat de hoeveelheid geld niet mijn probleem is.
Door de manier waarop het systeem werkt (je moet zelf de berekeningen doen en afspraken maken) blijf ik het gevoel houden dat ik afhankelijk ben van zijn goedheid, hij is namelijk degene met het geld. Ik ben altijd degene die vrijwilligerswerk deed of slecht betaalde banen had. Nu ik geen of weinig inkomen heb is hij als het ware zo ‘genadig’ om mij meer te geven dan hij daadwerkelijk verplicht is voor de wet. Moet ik hem daarvoor dankbaar zijn als een soort werkster die wat geld toegeschoven krijgt? Het blijft oneerlijk voelen en ik voel me machteloos en gefrustreerd hierover.
Hoe langer ik erover nadenk is het voor mij niet een probleem dat we financieel zoveel grijze gebieden hebben en dat we dingen blijven delen. Het is de afhankelijkheid die ik hierboven uitleg. Op de terugweg in de auto haal ik m’n neus nog eens goed op, veeg met een ruw gebaar de tranen van m’n wangen en besluit dat ik ervoor ga vechten om onafhankelijker te gaan worden. Die 60 euro in de maand gaat mij niet overkomen en ik zal aan iedereen laten zien dat birdnesting, financiële onafhankelijkheid, dicht-op-elkaar leven en vrijheid best samen gaan.
Lees hier meer over Martine’s birdnesting ervaringen.