Het is Goede Vrijdag en ik doe de paasboodschappen. Ik app David en vraag of hij een oven heeft. ‘Jep, heb ik’. ‘Nice, neem ik lekkere broodjes mee’.
Op 2ePaasdag gaan we lunchen bij David en zijn huisgenoot. Voor het eerst sinds hij op zichzelf woont. Hij heeft er zin in. Ik ook. Niet wetend dat hij 16 uur later dood is.
We krijgen toestemming om de begrafenis te regelen dus we willen snel met de moeder en zus van David om tafel. Hoewel er al jaren geen contact meer is met beiden is de noodzaak duidelijk. We leggen de begrafenisondernemer onze situatie uit en zij zoekt contact met de moeder.
Al snel blijkt de wond van de echtscheiding nog net zo vers als ruim tien jaar geleden. En lijkt het of de tijd heeft stilgestaan. Zijn moeder wil niet dat mijn zoon en ik op de rouwkaart komen te staan. Ook zijn mijn zoon en ik niet welkom op de begrafenis. Ze is op de hoogte van onze aanstaande scheiding. En ze kan geen enkele reden bedenken waarom mijn zoon en ik op de begrafenis aanwezig zullen zijn.
Mijn man vloekt en schreeuwt het uit van woede, onmacht en verdriet. Ik lach het eerst weg, daarna val ik stil. Hoewel ik het aan heb zien komen overvalt het me toch. Ik had stille hoop dat de dood van David ons zou verbinden. Dat we naast elkaar zouden staan in plaats van tegenover elkaar. Dat mijn bestaan al vijftien jaar ontkend wordt is nauwelijks een verrassing. Maar nu mag het leven van onze zoon, broertje van David, zelfs op papier niet bestaan. Het intense verdriet van mijn man hierom raakt me. Het lijkt een ultieme afstraffing voor ooit eerder gemaakte keuzes. Zelfs de begrafenisondernemer is aangeslagen. Hiermee explodeert de samenwerking nog voordat deze goed en wel van start kon gaan.
Throwback
Na 2,5 jaar van nauwelijks contact komt David, door een conflict met zijn moeder, van de ene op de andere dag bij ons wonen. David is boos, verward en vooral puber. Hij wil helemaal niet bij ons zijn. Hij wil alleen maar bij zijn vrienden zijn die een dorp verderop wonen. Daar waar hij zijn leven zo zorgvuldig heeft opgebouwd. Onze zoon van 2,5 ligt twee weken op een matrasje naast mij. Hij is erg in de war door die dwarse puberbroer en heeft behoefte aan veiligheid. De nieuwsgierigheid wint het van de verwarring en de peuter volgt de puber als een schaduw. We zoeken met z’n allen naar evenwicht. En zijn blij met ieder lichtpuntje – samen eten, even geen gedoe als het gaat om huiswerk of wanneer we onze bezorgdheid uiten voor het (weer) niet verschijnen op school. Maar vaker zijn we op onze hoede. Kijken we hoe de puberpet staat en doen we dagelijks aan crisismanagement.
We nemen de regie van de begrafenis in handen. En verdelen de taken zoveel als mogelijk. Toch spreken we elkaar nauwelijks. Ik praat en lach binnen met een groep vrienden, mijn man buiten of andersom. Ja, lachen doen we ook. Veel en uitbundig. Als de emoties zo dicht aan de oppervlakte liggen en huilen iedereen van slag brengt, is lachen een goede tweede optie.
Op 2ePaasdag zoeken we een kist voor hem uit. Hoe anders kan je leven er ineens uitzien. We nemen per uur beslissingen die duidelijk maken dat er geen ontsnappen meer aan is. Van bovenaf kijk ik naar mezelf. Ik zie een verschrikte vrouw die maar niet kan begrijpen hoe ze in deze foute film is terechtgekomen. Mijn lijf verkeert in een shocktoestand en ik houd voortdurend mijn adem in. Wie haalt me hieruit?
Hoewel de dagen nooit korter of langer kunnen duren dan anders voelt het als de langste week uit mijn leven. De dag begint ’s morgens om een uur of half zeven en eindigt ver na middernacht. Zelden ben ik zo zorgvuldig omgegaan met tijd. Beslissingen nemen die alles van je vergen. Waar je nooit over hebt nagedacht en waar je nooit over na zou hoeven denken.
Aan het eind van de avond, als bijna iedereen weg is, nemen mijn man en ik de dag door. Naast elkaar aan tafel praten we elkaar bij. ‘Wie heb jij gesproken, wat moeten we niet vergeten en heb je die mooie kaart gelezen’? We maken samen een draaiboek voor het Grote Afscheid. We blijken doorgewinterde crisismanagers. Het zijn mooie, intense, warme, liefdevolle, ontwrichtende dagen.
De volgende dag race ik in de middag op de fiets naar het voetbalveld waar onze 9-jarige meedoet aan schoolvoetbal. Typisch gevalletje van het-leven-gaat-door. Ik sta verloren langs het veld tussen de andere ouders die zich nauwelijks raad weten met mij en de situatie. Op mijn telefoon verschijnt een foto van kleding die voor David is uitgezocht. Een jasje, dasje, overhemd en schoenen. Ik slik mijn tranen weg.
Intussen heeft mijn man contact gezocht met Ajax. David was fan. Er komt een spelersshirt met handtekeningen onze kant op. Als de dood voorbij komt is alles mogelijk. Met felheid zeg ik dat het fijn zou zijn als ze twee shirts opsturen. Angst en bezorgdheid overheersen dat onze 9-jarige zich niet gezien voelt. Misschien valt er iets te regelen voor een jongetje dat zo plots is overvallen door vreselijk groot verdriet. Hoe is dat voor hem om te zien dat zijn overleden broer een t-shirt ‘krijgt’ van hun favoriete voetbalclub? Iets wat ze zo intens samen deelden. De dood brengt vele nieuwe angsten met zich mee.
Als door een wesp gestoken reageert mijn man woedend, bijna hysterisch. ‘Mijn kind is dood! Het gaat nu om hem! Mag ik?’ Ik kruip in elkaar. Pats. Daar is het. Het verschil tussen ouder en stiefouder. Bloedband en stiefband, tussen insluiten en buitensluiten. Ik zit aan tafel en voel me aangeslagen. Een paar mensen om ons heen zoeken naar woorden. We verontschuldigen ons, vooral tegenover elkaar. En toch, dit is de kous op z’n kop.
Wil je weten wat hieraan vooraf ging? Lees het hier.