Jaren geleden zijn mijn (toenmalige) man en ik gescheiden.
Het was niet makkelijk de eerste jaren na de scheiding. Mijn wereld stortte in en die van hem kreeg nieuw leven ingeblazen. Want dat doet verliefdheid; het blaast een frisse, nieuwe vleug door ieders geraakte hart. Ik zorgde voor onze vier kleine kinderen en hij vloog van steden trip, naar Verweggistan en terug. Met zijn nieuwe lief natuurlijk. Zij aan zij en onafscheidelijk.
Dat deden wij nooit meer, samen op pad gaan. Sinds de kinderen er waren was ik vooral moeder en huisvrouw geworden. Ik had het nooit gedacht maar moeder zijn bleek mijn roeping. Dat wil niet zeggen dat ik alles leuk vond, begrijp me niet verkeerd. Maar ik genoot van de kleine dingen, de momentjes samen, de gekke zinnetjes, de lachjes en de eeuwige drukte in huis en rondom mij. Ik was niet meer alleen.
Alleen? Ja, misschien was ik eigenlijk al heel erg lang alleen en realiseerde ik mij dat niet. Mijn man had een druk leven, reisde veel en werd op menig (zakelijk) feestje verwacht als – niet te ontbreken – gast. Hij genoot ervan, dat wist ik. De aandacht, het aanzien, het was een ware ego streling. En als hij thuiskwam moest hij bijkomen. Hij lag dan languit op de bank TV- te staren of zat uren achter zijn computer. ‘Ik moet nog wat werken’ zei hij dan. Ik toonde begrip, maar voelde mij in die momenten heel alleen. Al die avonden en weekenden, ‘alleen’ met onze kinderen.
Op een warme zomeravond ging de deurbel, mijn man was niet thuis, hij was naar een zakelijk diner toe en ik had net de kinderen op bed gelegd. Een vrouw die ik niet kende stond aan de voordeur, ze stelde zich voor en vroeg of ze even mocht binnenkomen. Ze moest mij iets vertellen. Ze zag er zo verzorgd en netjes uit dat ik geen enkel moment twijfelde om haar binnen te laten. Aan tafel schonk ik beleefd twee glaasjes water in. Ze keek nieuwsgierig om zich heen en schraapte haar keel. Ik wachtte af. Ze begon te spreken en zei: ‘ik heb al twee jaar een relatie met je man’. Mijn zicht werd zwart, het voelde alsof mijn stoel onder mij vandaan schoot en de wereld om mij heen tolde in de duisternis van het ongeloof.
[tweet_box design=”box_12_at” pic_url=”https://miesmagazine.com/wp-content/uploads/29066577_1794432027527667_8054430746615480320_n.png” author=”Gastblogger”]Mijn zicht werd zwart, het voelde alsof mijn stoel onder mij vandaan schoot en de wereld om mij heen tolde in de duisternis van het ongeloof.[/tweet_box]
Ik greep mijn glas om een slokje water te drinken. Dit kon niet waar zijn, de vermoeidheid van de warme, drukke dag eiste haar tol. Dit kon toch niet! Maar nee, ze ging verder. ‘Eigenlijk kom ik het zeggen omdat het mij veel te lang duurt en Henk durft het je zelf niet te vertellen.’. Ik slikte nog een keer een grote slok weg. Dit keer bleef de wereld even tergend langzaam stilstaan. Ik kon niets uitbrengen. Wilde wel iets zeggen, maar het kwam niet tot stand. Ze ratelde verder, ‘we zijn gek op elkaar en de liefde kun je niet sturen of afdwingen’. De woorden echoden door mijn hoofd. En plotseling voelde ik mijn lijf zichzelf uit de stoel hijsen en mijn stem luid door de kamer roepen dat ze weg moest, en wel onmiddelijk!
Ze stond op. Keek mij aan, terwijl ik rood betraand van woede stond te trillen aan de keukentafel, en ze zei; ‘je hebt dit zelf toch ook wel zien aankomen?!’.
Ik denk nog vaak aan die zwoele zomeravond. De avond dat de hel los brak. Ik confronteerde mijn man die nacht bij thuiskomst. Hij ontkende het niet eens en bleek al jaren ongelukkig bij mij. Bij haar had hij zichzelf weer kunnen zijn – mogen zijn! Zij had een gevoel in hem aangewakkerd dat hij al jaren niet meer had gevoeld bij mij….
– einde deel 1 –