Na twee weken met z’n 8-en, ineens wakker worden in een leeg huis.
Het is stil. Geen geschuifel, gefluister, gegiechel, geklier of geschreeuw van 6 kinderen. Ook niet van 3. Allemaal zijn ze naar hun andere ouder voor de tweede helft van hun vakantie.
Tijd en ruimte strekken zich voor mij uit. En in weerwil van mijn gedachten van gisteren, variërend van “Yes! Heerlijk morgen alleen, even alles voor mijzelf!” tot “Godzijdank even geen lawaai van anderen, puberlijven die mijn ruimte vullen, snaaiende handen en hongerige magen die mijn kasten legen of energieslurpende discussies over meestal niets!”, moet ik nu ergens de knop gaan vinden om die ook daadwerkelijk om te zetten.
Stoere gedachten en grote woorden zetten zich af tegen een klein hart. Want nu het echt zover is, ervaar ik het ineens als een vacuüm. Een ‘niets’ inderdaad, maar niet de ‘niets’ waar ik me gisteren op dacht te verheugen.
Nee, het denken of zeggen is één, het vervolgens ook zo voelen blijkt toch heel iets anders…