Co-ouderschap voor jonge kinderen ligt onder vuur. Een wetswijziging is geen oplossing, zeggen Dimitri Mortelmans en Kim Bastaits, leden van het universitair consortium ‘Scheiding in Vlaanderen’.
Prof D. Mortelmans is duidelijk als hij zegt:
“Kinderen kunnen flexibel zijn in het omgaan met de scheiding van hun ouders, behalve als die blijven ruziemaken”.
Het zou volgens enkele kinderpsychiaters en kinderpsychologen wetenschappelijk bewezen zijn dat co-ouderschap niet goed is voor kinderen onder de zes jaar; zie deze link.
Niets van aan zeggen Mortelmans-Bastaits in koor.
“Nergens in de berichtgeving vinden we cijfers over hoeveel kinderen het hier gaat en hoe groot het percentage problemen is ten opzichte van het totaal aantal kinderen in co-ouderschap. Er wordt enkel melding gemaakt van een toename van het aantal problematische gevallen in de praktijk van psychotherapeuten”.
Dat er een stijging is, verwondert niet, zegt Mortelmans. “Als het totaal aantal kinderen in co-ouderschap stijgt, dan is het aannemelijk dat het aantal kinderen dat problemen ondervindt van zo’n regeling ook stijgt.”
Een eerder onderzoek ‘Scheiding in Vlaanderen’ toonde aan dat het verblijfsco-ouderschap (tussen 33 en 66 procent bij elke ouder) de afgelopen decennia steeg van 7 procent (voor 1995) tot 27 procent na 2007. En inmiddels is dat cijfer nog verder opgelopen.
“Als we aannemen dat een vast percentage kinderen die in zo’n regeling zitten problemen ervaart, dan is het heel begrijpelijk dat het aantal kinderen in behandeling bij psychotherapeuten mee is gestegen”.
Terechte aanval op co-ouderschap?
Is co-ouderschap echt zo negatief voor kinderen? Uit de studie van ‘Scheiden in Vlaanderen’ blijkt dat de twee experten hierop zowel ja als neen antwoorden:
- Neen, als het kind een goede band heeft met beide ouders. Kinderen hebben immers baat bij een betrokken papa én mama;
- Ja, indien er veel conflict is tussen de ouders.
Maar ook de vroegere norm van moederverblijf met weekendvaders was niet zonder problemen. Ook toen zagen kinderpsychiaters de gevolgen van minder betrokken vaders, een totaal verlies aan contact met de vader of continu ruziënde ex-partners.
Een belangrijker vraag is: wringt het schoentje wel bij het co-ouderschap als verblijfsregeling?
Mortelmans: “We sluiten ons als echtscheidingsonderzoekers aan bij de noodkreet van de therapeuten, maar we zijn van mening dat ze hun pijlen op het verkeerde doelwit richten. We leven in tijden van fake news, en wie co-ouderschap als nadelig wil voorstellen zal altijd wel ergens een studie vinden die zodanig kan gelezen worden dat nog maar eens het eigen gelijk bewezen wordt”.
Het probleem lijkt zich eerder te situeren bij het ouderlijk conflict, los van de verblijfsregeling
Mortelmans is duidelijk als hij zegt: “Familiesociologen en familiepsychologen tonen in hun onderzoeken aan dat co-ouderschap gunstig is voor moeders, vaders en hun kinderen. Kinderen kunnen flexibel zijn in het omgaan met de scheiding van hun ouders, behalve als die blijven strijden en ruziën. Bijkomend is het besef gegroeid dat in het moderne tweeverdienersgezin zorgtaken én arbeid samen verdeeld worden. Het is duidelijk dat een buitenshuis werkende moeder ook positieve effecten heeft op de socialisatie van een kind. Het wordt tijd dat diezelfde stap wordt gezet in het denken over ouderschap na een relatiebreuk”.
Immers ook na een relatiebreuk:
- Heeft het kind recht op een opvoeding door beide ouders;
- Zijn kinderen beter af als ze een goed en intensief contact blijven houden met moeder én vader.
De studie van ‘Scheiden in Vlaanderen’ toonde verder aan dat ouderlijk conflict nefast is voor het welbevinden van kinderen. Ouders in co-ouderschap hebben evenwel niet meer conflicten dan ouders met een andere verblijfsregeling, maar ze maken wel vaker ruzie. Een poging om dit ouderlijk conflict te reduceren, moet zich volgens Mortelmans niet richten op het aanpassen van de wetgeving betreffende het co-ouderschap.
Wat zegt de hedendaagse literatuur over co-ouderschap?
- Co-ouderschap verbetert het contact met de vader en de band van het kind met beide ouders;
- Kinderen in co-ouderschap hebben een hoger welbevinden dan kinderen in een regeling waarbij de kinderen hoofdzakelijk bij één ouder verblijven;
- In de hechtingstheorie wordt het concept van monotropie als voorbijgestreefd beschouwd. Monotropie is het idee dat een jong kind zich idealiter hecht aan één ouderfiguur, zijnde de moeder;
- Positief contact met een kind is de basisvoorwaarde voor een goede hechting. Dit is mogelijk met beide ouders en niet enkel met één ouder.
Verplicht een meegroei-ouderschapsplan!
“Een ouderschapsplan zou integraal deel moeten uitmaken van een scheidingsovereenkomst en moet een regeling bevatten over verblijf, kosten, rol- en taakverdeling, informatie-uitwisseling aangaande de kinderen. Als ouders op die vier domeinen overeenkomen hoe ze verder ouder zullen zijn, dan zouden psychotherapeuten hopelijk heel wat minder werk hebben. Als bemiddelaars ouders meer zouden kunnen helpen bij het opstellen van dit plan, dan zouden jonge en oudere kinderen vooruitgeholpen zijn. Zo’n plan stimuleert ouders hopelijk ook om te focussen op de ouderrol in plaats van de rol van gekwetste partner: de andere ouder erkennen in zijn of haar ouderrol en het belang van permanente ouderlijke betrokkenheid inzien, ook na echtscheiding. Voor kinderen is het immers van belang dat ze het gevoel krijgen te allen tijde op beide ouders te mogen rekenen, los van de verblijfsregeling”.
Concrete info over de inhoud van een ouderschapsplan zoals ook NEO bemiddeling dit voorziet, kan men uitgebreid toegelicht zien via deze link. NEO Bemiddeling publiceerde in een e-book bij de Gezinsbond haar model van meegroei-ouderschapsplan, zie blz 25-27.
Zeker voor jonge kinderen is het uitdenken van een aangepaste regeling (die verder gaat dan enkel het verblijf) geen overbodige luxe. En zo’n ouderschapsplan laat ook toe om gefaseerd te werken: bij zeer jonge kinderen kan het kind bij één ouder verblijven en naarmate het opgroeit, kan het naar een co-ouderschap toegroeien. Het voordeel van zo’n meegroeiend ouderschapsplan is dat de ouder bij wie het zeer jonge kind aanvankelijk niet woont, de geruststelling heeft (op papier) dat er gewerkt wordt aan gezamenlijk ouderschap naarmate het kind opgroeit.
De wetgever kan ouders verplichten om zo’n plan te maken en doen inzien dat het niet de regeling is die problematisch is, maar het gedrag van de vechtende ouders. Hoezeer ze zichzelf voorhouden dat ze dit doen in het belang van hun kind, het onderzoek van ‘Scheiding in Vlaanderen’ toont duidelijk aan dat het omgekeerde waar is. Het is tijd om dat een halt toe te roepen. Vandaar de titel van dit blogartikel: “Niet co-ouderschap wel ruziënde ouders afschaffen”.
Zet vandaag nog de eerste stap naar een meegroei-ouderschapsplan: maak een afspraak
Lees het originele artikel via NEO Bemiddeling.