Er heerst bij nogal wat ouders onduidelijkheid over de vraag ‘tot welke leeftijd dient er onderhoudsgeld/alimentatie voor een meerderjarig kind betaald?”
Het antwoord zou kort en eenvoudig “kunnen” zijn maar er is rechtspraak die de zaken scherper stelt, maar ook duidelijker.
Wat zegt de wet over alimentatie voor een kind?
De wet stelt dat het onderhoudsgeld / alimentatie dat ouders betalen voor een kind, verschuldigd is:
- tot wanneer het kind zijn of haar opleiding heeft voltooid
- tot het kind zelf in zijn onderhoud kan voorzien met een eigen inkomen.
Concreet met wetteksten klinkt het zo: volgens art. 203 BW loopt de onderhoudsplicht tot de opleiding is beëindigd en dus niet totdat het kind een eigen inkomen heeft. Maar er is ook van art. 205 BW; dat artikel zegt dat de onderhoudsplicht geldt in rechte lijn voor alle leeftijden ‘in geval van behoeftigheid’.
Wat is het ‘eigen inkomen’ van een kind?
Het gaat ofwel om inkomsten in loonverband of inkomsten uit een zelfstandige activiteit. Echter belangrijk is dat ook een vervangingsinkomen als inkomen telt. Met vervangingsinkomen gaat het onder meer over werkloosheidsuitkering, ziekte- of invaliditeitsuitkering of elke andere sociale uitkering.
Het betalen van alimentatie stopt dus niet op de leeftijd van 21 jaar?
Inderdaad, leeftijd is geen element in de verplichting. Dus het fabeltje dat het betalen van alimentatie stopt op de leeftijd van 18 of 21 of 25 jaar is “café-praat”.
Wanneer stopt de opleiding van een kind?
Dat is van een andere orde. In deze materie is de rechtspraak toch niet onbelangrijk. Immers ook als een kind hogere studies doet, blijft de onderhoudsplicht van kracht.
Maar wat met opeenvolgende hogere studies, wat met extra bijkomende opleidingen. En wat met “eeuwige” studenten?
Moeten ouders alimentatie blijven betalen?
Nuttig om weten is dat er verschillende rechtspraak is. Er is rechtspraak dat stelt dat de onderhoudsverplichting een einde neemt na het behalen van een einddiploma hoger onderwijs dat toegang verschaft tot de arbeidsmarkt.
Maar er zijn schoolopleidingen die theoretisch van aard zijn en die weinig kans bieden op werkgelegenheid. Het volgen van bijkomende opleidingen om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten of om zich verder te specialiseren, komt dan ook veelvuldig voor. Hoe moet dat dan? Moeten ouders blijven betalen?
In een bemiddeling wordt dit door de ouders samen besproken en komt men tot een consensus en mag worden aangenomen dat ouders het beste met hun kinderen voor hebben, hetgeen niet betekent dat studenten ‘nooit’ of ‘zo laat’ mogelijk op de arbeidsmarkt komen. Maar bijkomende opleidingen zijn zelden overbodige luxe. Normaliter bespreken de ouders met hun kinderen tot wat de kinderen zelf bereid zijn om middels het bijwerken als werkstudent de totale kost te milderen.
Een samenvatting van regels en criteria
Van auteur David van Lierde onthouden we navolgende regels:
- De studie moet een normale voortgang kennen waarbij de student voldoende ijver bekwaamheid en inzicht aan de dag legt zodat de studies succesvol zouden kunnen worden beëindigd.
- De plicht vervalt wanneer het kind een einddiploma bekomt van het hoger onderwijs en dit op basis van de overweging dat het op dat ogenblik beschikt over alle troeven om een toegang te krijgen op de arbeidsmarkt. Evenwel wordt deze regel door de rechtspraak gerelativeerd waarbij er onder meer wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van de ouders maar vooral met de initiële keuze van de student.
Er wordt in rechtbanken uitgegaan van het principe van de voltooiing van de opleiding die kan bestaan uit het behalen van meerdere diploma’s waarbij er dan wel vereist wordt dat deze diploma’s een onderlinge samenhang hebben.
Conclusie
In de scheidingsregelingen en meer bepaald in de ouderschapsovereenkomsten die ik als bemiddelaar opmaak wordt de ouders het navolgende voorgesteld:
- De ouders hebben een onderhoudsplicht tot wanneer het kind zijn of haar opleiding heeft voltooid. Het spreekt voor zich dat het kind blijk moet geven van voldoende ijver en bekwaamheid.
- Mijnheer en mevrouw komen overeen dat de kostenregeling pas stopt de eerste maand waarin het kind een eigen inkomen heeft uit arbeid of een vervangingsinkomen / leefloon ontvangt.