Lieve Mies,
Je hebt al weken niks meer van me gehoord, terwijl ik toch graag stukjes schrijf. Ik moet zeggen dat het even allemaal op was. Ik was (en ben nog steeds geloof ik) aan het eind van mijn Latijn. Moe, onrustig, slecht slapen… Ach, je kent het vast nog wel uit eigen periodes in je leven. Van die tijden dat je wilde dat alles en iedereen voorbij zou gaan en je gewoon met je hoofd onder de dekens kon blijven liggen. Ik klamp me vast aan het dagelijkse ritme met de kinderen en probeer ze niet teveel te negeren, maar zodra ik ’s avonds na het verhaaltje voorlezen naar beneden loop, gaat er een lichtje in mij uit. Ik zak op de bank en voel me een ‘zingende dode’ uit het lied van Herman van Veen. ‘Uitgekakt en uitgezakt en uitgepraat.’
Al weken zo niet maanden leef ik op een reserve-batterij, in de overlevingsstand en het gaat eigenlijk prima, maar nu wil ik daar zo langzamerhand uitkomen, al ik heb geen idee meer hoe.
Bij mijn verhuizing schreef je me dat ik toch goed voor mezelf moest zorgen en mezelf niet mocht vergeten. In dezelfde week hoorde ik deze boodschap een paar keer en geloof me, ik wilde ook wel goed voor mezelf zorgen. Tegelijk dacht ik, ja maar wat als ik nu die beerput van mijn eigen gevoelens, teleurstellingen en frustraties opentrek? Dan blijft er niets meer over, dan blijf ik niet meer over en stort ons hele fragiele huishouden in elkaar. Toch veranderde er na je opmerking wel iets, ik kreeg namelijk steeds meer het gevoel dat ik er aan wilde gaan werken, ik wil door mijn ellendige gevoelens heen en verder naar een toekomst. Maar door omstandigheden was dat gewoon echt nog niet mogelijk. Hoe doe je dat? Een beerput opentrekken zonder dat er overal ellende terechtkomt?
Al die dingen spelen door mijn hoofd en verlammen me op het moment een beetje. In een soort cirkel draait alles door mij heen.
Waar begin ik? Waar stop ik? Hoe pak ik dit aan, wanneer en met wie?
Maar alles bij elkaar is er ook geen antwoord te vinden in mijn hoofd. En daar komen dan weer al die lieve mensen nog bij die willen weten hoe het met me is en waar ik keer op keer mijn verhaal aan moet vertellen. Dat is natuurlijk allemaal heel lief, maar ook onwijs vermoeiend en verwarrend. Ik wil het juiste vertellen, maar ook niet teveel of te weinig. Ik hou soms meer rekening met wat zij denken dan met wat ik echt wil vertellen, etc.
Kortom, ik verlam, het kan me allemaal even niks meer schelen en zelfs de gedachte aan het schrijven van een stukje vermoeit me al. Met Herman’s zingende doden blijf ik nog even uitgekakt en uitgeteld op de bank hangen, terwijl in mijn hoofd de vragen rond blijven draaien, wachtend op een antwoord. En net als met iedere fase in dit proces, zal ook dit wel weer overgaan en schrijf ik over een paar weken weer vrolijk stukjes voor je.
Liefs,
Martine