Gelukkig hebben we de foto’s nog
Maart 1978
Ik schrik wakker van een tik op m’n hoofd.
‘Er ligt een man in mama’s bed!’
‘Huh?’
‘Een hele grote en hij snurkt!’ Mijn broer staat te stuiteren naast mijn bed.
Ik gooi de deken van me af en trippel slaapdronken achter hem aan naar mijn moeders slaapkamer. Mijn broer duwt voorzichtig de deur open en als ik veilig achter hem op mijn tenen ga staan kan ik bijna over de hoge bult dekbed kijken. Ik zie een stukje grote behaarde mannenarm uitsteken.
‘Zie je wel!’ fluistert mijn broer. Ik durf niet te praten dus ik knik instemmend en houd ondertussen voor de zekerheid mijn broers arm vast. Als de bult plotseling beweegt duik ik weg en ren zo snel ik kan de trap af. Mijn hart bonkt in mijn keel.
‘Ik denk dat het een inbreker is,’ hijgt mijn broer resoluut.
‘Weg, hij komt eraan!’
We vluchten de hoek om naar de keuken.
Krakende voetstappen op de trap.
De deur gaat open. De voetstappen lopen in de kamer.
‘Hee, zijn jullie nu al wakker?’ zegt mijn moeder als ze haar hoofd om de hoek steekt.
‘Er ligt een man in je bed!’ zegt mijn broer.
‘Ja dat klopt, dat is Edo.’
‘Wie?’
‘E-do,’ lettergreept mijn moeder. ‘Hij komt helemaal uit Friesland en hij is hier vannacht blijven slapen.’
Mijn broer ik moeten lachen.
Best een gekke naam. Edo.
Aan het einde van de zomer zijn we gewend aan Edo en zijn naam en trouwt hij met mijn moeder. Ik ben net vijf en herinner me niet zoveel van hun trouwdag, behalve dat ik in mijn lange paarse hippiejurk bij een voor mij op dat moment vreemde oom op schoot plaste omdat ik niet durfde te zeggen dat ik naar de wc moest. Maar gelukkig hebben we de foto’s nog. In een grijs album met een zilveren randje achter vergeeld plastic. Een vriend maakte ze, omdat er geen geld was voor een fotograaf. Vermoedelijk een kleine vriend met een slechte camera, slechte ogen en wellicht een gebrek aan nek en evenwichtsorgaan, want bijna niemand langer dan 1.60 heeft een hoofd op de schots en scheve foto’s. Edo had pech met z’n 1.92 en is te herkennen aan een grote onderarm die een romp met bruidsboeket vasthoudt. Edo had overigens nog meer pech, want mijn moeder wilde eigenlijk nog helemaal niet zo nodig met hem trouwen, maar dat is een ander verhaal. Edo was vanaf dat moment officieel mijn stiefvader. Hij leerde ons met mes en vork eten, dat God niet bestaat, kabouters wel en dat stiefvader een scheldwoord is.
En dat je nog maar zo weinig weet als je klein bent. Ook als je groot bent trouwens. Maar dat wist ik toen nog niet.
Wordt vervolgd.