Mama, je moet gauw komen.
Bas heeft gepoept en nu zit alles eronder, z’n bed, z’n haar, alles!’ Ik kreun van ellende, want het voelt nog alsof het midden in de nacht is. Ik ga rechtop zitten en schop naar rechts. ‘Kom op, je moet even meekomen, ik kan dit nu niet alleen. Ik ben veel te moe.’
Zo waar, hij staat ook op, checkt de wekker en merkt op dat het nog maar 6 uur in de morgen is. Verschrikkelijk vroeg om dan al poepluiers te moeten verschonen, inclusief bed, lakens en kind….
We sloffen naar zijn kamer, alwaar Bas huilend rechtop in bed zit. We staan naast elkaar, voor dat bedje en kijken de eerste minuut alleen maar. We zeggen niks, we doen niks, we staan met afhangende schouders en kleine oogjes onze jongste zoon te bekijken, wachtend op moed.
In alles wat er nu gebeurt, de scheiding, de pijn, het verdriet en de ellende is dit een moment om te onthouden. Dit is iets wat blijft, we blijven ouders zelfs als we binnenkort apart wonen van elkaar en zelfs als (zoals de Engelsen dat zo mooi zeggen) ‘the shit hits the fan’, in dit geval nogal letterlijk. Maar dat blijkt mee te vallen, want na inspectie blijkt het kots te zijn. Ook niet fijn en een stinkklusje, zeker op de vroege morgen, maar er zijn gradaties van smerige klusjes in het ouderschap en deze staat lager dan poepbroeken.
We zijn nog steeds ouders, ook al zijn we geen levenspartners meer en dat willen we beiden zo goed mogelijk doen. En in dat verschrikkelijke stink-moment, op de veel te vroege morgen na een veel te korte nacht met een huilend en ziek kind in mijn armen, ben ik blij. Blij met die verbondenheid die we samen als ouders nog hebben in de zorg voor onze kinderen én blij dat we deze klusjes nog heel even samen kunnen opknappen.