Je komt mijn ruimte binnen. Ik heb vernomen dat je geen vertrouwen meer hebt in hulpverleners of professionals.
Ze zouden toch niet luisteren, zo heb je je ouders laten weten. Je bent boos. Je bent chagrijnig. Je wil met niemand praten. Er zal toch niks veranderen. Dat is wat jij denkt en voelt.
Toch kom je. Je gaat aan de tafel zitten en kijkt mij aan. Ik leg uit wie ik ben en wat mijn rol als kindbehartiger inhoudt. Ik zeg dat ik heb vernomen dat je geen vertrouwen hebt in hulpverleners of professionals. Je knikt. Ik geef aan dat ik je niet ga overtuigen om mij te gaan vertrouwen maar dat ik je beloof dat ik steeds eerlijk tegen je zal zijn. Je dingen zal uitleggen. Met je mee zal denken. Zal vertellen wat ik wel en niet moet delen met Jeugdbescherming en waarom. Zodat je niet voor verrassingen komt te staan.
Ik geef aan dat ik heb vernomen dat je tijdelijk ergens anders logeert en dat er is besloten dat je voor een aantal weken niet bij je ouders mag slapen. Je laat weten boos te zijn. Vooral op je ouders. Zij maken er een potje van, zo geef je aan. Omdat zij, ieder voor zich, al hun bagger over elkaar uitstrooien richting Jeugdbescherming en alles en iedereen erbij betrekken, daarom is dit nu gebeurd, dat je niet naar huis mag, zo benoem je. Jullie als kinderen zijn nu de dupe. Het gaat nergens over volgens jou en zelfs nadat dit is gebeurd snappen je ouders het niet. Ze zouden elkaar nu nog steeds de schuld geven van alles en negatief praten over elkaar. Allerlei dingen erbij halen. Geestelijke mishandeling. Jullie zouden niet goed verzorgd worden of alleen maar verwend worden. Altijd alleen zijn. Begrijpen ze dan niet dat ze het daarom alleen maar erger maken en dat wanneer ze zo doorgaan dat jij en je broertjes straks helemaal niet meer naar huis mogen, zo spreek je bezorgd uit.
We praten door. We maken een levenslijn. We werken met gesprekskaarten en matten. We hebben meerdere sessies met elkaar. Er komt veel naar boven vanuit de context waar binnen jij je begeeft. Hoe je volwassen taken bent gaan dragen om je broertjes te beschermen. Dat achter je boosheid en afstandelijke houding een zacht persoontje schuilgaat. Een persoontje dat zichzelf is gaan beschermen om zich staande te kunnen houden in de situatie. Die zo graag gewoon een normaal leven als kind wil leiden, zo laat je weten.
We besluiten dat we met je ouders in gesprek gaan. Samen. Ieder voor zich. Zodat zij hun verhaal mogen vertellen. Nog 1 keer. Dit voorbereid met mij als jouw kindbehartiger om de volwassen zaken die jou kunnen belasten eruit te laten. Zodat ze nog 1 keer terug mogen kijken naar het verleden. Maar vooral zodat zij jouw woorden kunnen horen en wat er nodig is voor de toekomst.
En wat zijn jouw woorden sterk en veelzeggend.
Je bent mij toch gaan vertrouwen. Je voelt je gehoord. We hebben jouw stem een plek gegeven en het heeft tot beweging geleid. Dat is denk ik de basis van het stukje vertrouwen dat is ontstaan richting mij. Doordat je ouders zijn gaan bewegen zag je een positieve verandering. Daardoor kon je voelen dat jij en ik samen iets hebben kunnen doen aan de situatie. Zonder dat jij verantwoordelijk bent hiervoor. Maar wel doordat we met jouw gedachten en gevoelens de ogen van je ouders hebben kunnen open.