“Mama?”
Hij ligt in zijn bed, moe van een dagje samen op pad. Na twee weken vakantie met zijn vader, nu een tussendoor dagje met nacht bij zijn moesje. Grote broer en zus zijn op zeilkamp en eindelijk kan hij genieten van zijn welverdiende exclusivi-tijd.
‘Ja, lieve Diek?‘
“Ik moet je even vertellen dat het wel goed gaat maar dat ik net bang was toen ik naar boven liep. Want ik dacht dat er enge monsters zouden zijn in mijn kamer. Dan durf ik bijna niet mijn kamer in want ik kan het ook niet zien als het zo donker is.”
‘Oh dat is heel naar, mannetje. En als je het ganglicht aandoet voordat je naar boven gaat? Dat kan, beneden aan de trap zit ook een knop voor boven.‘
“Ja, dat weet ik maar dat maakt eigenlijk niet uit. Ik heb dat altijd, ook bij papa. Als ik lang bij jou ben geweest en weer bij hem thuiskom. Of nu, omdat ik lang bij papa ben geweest en vandaag weer bij jou.”
Terwijl hij me vertelt dat hij iedere keer zijn gevoel van veiligheid moet bevechten, vlamt op borsthoogte de pijnscheut op die ik lang niet meer heb gevoeld en loop ik schrompelig leeg als een lekke ballon. Zoveel dat ik niet weet. Dat lieve baasje, wat moet hij toch dapper zijn.
‘Ik vind het zo goed van jou dat je me dit kunt vertellen, liefje. Ik zal er voortaan rekening mee houden en met jou mee naar boven lopen. Dan speuren we samen jouw kamer af. En áls we dan een monster vinden, verslaan we die samen. Weet jij hoe we dat gaan doen?‘
“Nee, weet jij dat, mama?”
‘Jij mag het verzinnen!‘
“Oké, dan weet ik het. We roepen eerst “BOEOE” en als het monster schrikt sla ik hem keihard op zijn kern, de plexus heet dat. Of zoiets. Dat heb ik bij karate geleerd.”
Terwijl ik inwendig brul om zijn eigenwijze ‘plexus’, doet hij het even voor. Geen verdrietige oogjes maar een bloedfanatieke killersblik. En met de nog naschrijnende vlam in mijn eigen kern, zie ik dat de monsters geen enkele kans maken.
Een bitterzoete geruststelling; met dat vechten en die veerkracht zit het wel goed. Ook op dit vlak geldt het stap-voor-stap. Voor hem, voor mij, voor ons allemaal.
‘Ik vind dat een heel goed en dapper plan van jou. En ik verheug me er stiekem zelfs op!‘
“Haha, gekke mama. … Nou, ík ook!”