Sander komt binnen. Sander is niet zijn echte naam. In verband met de privacy is deze gefingeerd.
Sander is gebracht door zijn vader. Hij is twaalf jaar oud en laat mij weten dat hij precies weet waarvoor hij komt. Sander gaat tegenover mij zitten. Hij kijkt mij aan en zegt: “Jij bent mijn Kindbehartiger? Een soort advocaat voor mij, zoiets toch? Ik ben net twaalf geworden en weet dat ik vanaf nu mag kiezen wat ik wil. Daarom zit ik dus hier. Om jou te vertellen wat ik wil, zodat jij dat kunt gaan opschrijven en dan kunt regelen voor mij.”
Daar zit je dan, tegenover een jongen die met een voor hem zeer duidelijk doel bij je aan tafel is geschoven. Het alom bekende misverstand wordt direct op tafel gegooid, namelijk dat je vanaf je twaalfde mag kiezen. Sander mag zijn mening geven, zoals gesteld in artikel 809 Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 12 IVRK: ‘in alle aangelegenheden die Sander aangaan, moet hij de gelegenheid krijgen om zijn mening kenbaar te maken, hetzij rechtstreeks, hetzij via een vertegenwoordiger’. Dat betekent echter niet dat hij het is die kiest of de verantwoordelijkheid draagt voor wat er gaat gebeuren. Dat ligt bij de volwassenen. Tevens is het zo dat Sander zijn belangen de primaire overweging zullen vormen in de besluitvorming. Echter, vormen zijn belangen niet de enige overweging.
Ik mag Sander bovenstaand vanuit mijn rol gaan vertellen, maar ik weet dat dit nu nog niet het geschikte moment is. Als Kindbehartiger ben ik er voor kinderen en om hun stem centraal te zetten. Dat betekent echter niet dat ik dus maar ga opschrijven wat Sander wil en niet verder ga bekijken wat er gaande is in zijn situatie. Belangrijke onderdelen binnen mijn rol zijn analyseren en signaleren, als ook Sander zijn uitingen samen met hem in perspectief plaatsen, doorvragen en hem uitleg geven. Dat gedeelte volgt na dit eerste gesprek!
Sander zijn houding en zijn woorden triggeren iets bij mij. Mijn voelsprieten staan op scherp. Ik wil maar al te graag weten wat Sander te vertellen heeft. Ik leg hem eerst uit wie ik ben en wat ik doe. Ik vertel hem dat ik even een stapje terug wil en wat meer over hem wil weten; wie hij is, wat hij doet, op welke school hij zit. Daarna gaan we praten over de scheidingssituatie tussen zijn ouders. Ik vertel hem dat ik hem niet ga vragen of hij wil kiezen tussen zijn ouders. Bedenkelijk kijkt Sander mij aan. Ik zie zijn gedachten door zijn hoofd gaan; ‘ik mag toch kiezen, maar dat gaat ze mij niet vragen…….vreemd.’
[tweet_box design=”box_12_at” pic_url=”https://miesmagazine.com/wp-content/uploads/14469467_10208496842472440_5370331232366965683_n.jpg” author=”Marieke”]
Ik wil niet meer naar mijn moeder. Ik vind het vermoeiend bij haar. Ze praat te veel. Ze laat mij nooit met rust en ze sluit niet aan bij mijn behoeften.
[/tweet_box]
We praten verder. Het valt mij op dat Sander gemakkelijk vertelt en steeds direct naar de kern van zijn verhaal wil, namelijk de reden waarom hij hier zit. Het lijkt er bijna op alsof hij met een opdracht op pad is gestuurd. Dan komt het; “Ik wil niet meer naar mijn moeder. Dat wil ik al langer niet. Ik vind het vermoeiend bij haar. Ze praat te veel. Ze belt te vaak. Ze vraagt altijd van alles aan mij. Ze laat mij nooit met rust en ze sluit niet aan bij mijn behoeften.”
Ik filter in een flits van een seconde wat Sander heeft gezegd en observeer zijn houding. Een jongen van twaalf. Een puber. Zijn houding bijna als een volwassene. Zijn woorden ‘ze praat te veel’, ‘ze belt te veel’, ‘ze sluit niet aan bij mijn behoeften’. Ik vraag door over het ‘te veel’ en ‘aansluiten bij zijn behoeften’.
Er komen antwoorden, zoals dat zijn moeder hem te laat naar bed laat gaan. Dat ze hem geen grenzen stelt. Dat hij zichzelf moet beschermen tegen een moeder die niet goed voor hem kan zorgen. Zo gaat het door.
Ik luister. Ik schrijf de dingen op die hij zegt. Sander laat zien dat hij dat belangrijk vindt. Ik vraag hem of hij nog een keer wil komen, omdat wij in ieder geval drie gesprekken hebben staan. Ik vertel hem dat ik graag met hem verder wil praten over wat hij vandaag heeft gezegd. Ik let op mijn houding. Ik let op hoe ik bij hem over kom. Sander knikt en zegt dat hij graag nog een keer komt.
Ik vraag mij af wat er zou gebeuren wanneer Sander eenmalig bij de rechter op gesprek zou gaan en daar zou vertellen wat hij vandaag heeft verteld. Ik vraag mij af of er binnen de sector voldoende zicht is op het belang van signaleren als ook op de complexe vraagstukken die zich rondom een scheidingssituatie kunnen voordoen. Ik besef dat ik mij hier zorgen over maak.
Ik voel dat ik op scherp sta door de vele trainingen die ik heb gevolgd, de kennis en werkervaring die ik heb opgedaan en de samenwerkingsverbanden die zijn ontstaan.
Ik realiseer mij dat ik dankbaar ben voor het feit dat de advocaten van Sander zijn ouders hen hebben gewezen op mijn rol en dat ik meerdere gesprekken met Sander heb staan. Niet slechts één. Ik ben dankbaar dat ik hier aan de voorkant bij betrokken ben.
Ik weet dat ik werk te doen heb.
Auteur Marieke Lips