Ik hoop voor je dat je iemand vindt. Want gelukkig zijn, dat is toch belangrijk.
Zeker voor je kinderen, zij vinden het geweldig als hun ouders gelukkig zijn.
En jij verdient dat, om verliefd en gelukkig te zijn en om iemand te vinden die je goed behandelt, iemand die je gelukkig maakt.
‘Maar ik ben gelukkig…’, stamel ik zachtjes. Mijn antwoord valt in dovemansoren. Ik doe mijn best om de logica te vatten. Ik heb geen relatie. Ik heb geen man die onvoorwaardelijk voor me kiest en van plan is om met mij oud te worden.
Maar ik ben gelukkig.
De split tussen mij en de vader van mijn kinderen is nu al een hele tijd geleden. En ik heb sindsdien met twee mannen gebabbeld en ben op één echte date geweest. Ik ben nog nooit in mijn leven zo lang in mijn ‘eentje’ geweest.
En ik ben gelukkig.
Hij gaat al grappend verder: ‘Ja dat financiële, dat is natuurlijk ook een reden waarom het leven makkelijker aan te pakken is, dan in je eentje.’
‘Maar ik wil nu niemand om mee samen te wonen. Ik heb tijd nodig en de kinderen hebben tijd nodig.’
‘Ja… de kinderen, die zijn flexibel en passen zich heus weer aan.’
‘Nee.’ zeg ik. ‘De kinderen komen op de eerste plaats. En ik ben gelukkig nu.’
Ik wil zo graag zeggen dat het niet is omdat ik niet in een relatie zit, dat ik me niet verbonden voel met iemand. En dat dat niet wil zeggen dat ik geen heerlijke gesprekken had met iemand, om wie ik op korte tijd verbazingwekkend veel ging geven. Dat ik leerde om mij opnieuw open te stellen, stapje voor stapje. Dat het heerlijk was om me weer verbonden te voelen dankzij een geslaagde klik. Maar dat ook hier de kinderen op de eerste plaats komen.
Ik wil hem vertellen dat je grote liefde leren kennen, een heuse toevalstreffer is. Dat gelukkig kunnen zijn in een relatie, is als het winnen van een ticket in de loterij. En dat je stom geluk hebt wanneer je iemand tegen het lijf loopt, die ervoor kiest om samen met jou het leven aan te gaan.
Maar bovenal wil ik hem duidelijk maken dat je geen liefde op het eerste gezicht nodig hebt om gelukkig te zijn.
Of wacht…
Wanneer er ’s avonds bij het voorlezen van het verhaaltje twee paar grote ogen me aankijken, moet ik hem misschien gelijk geven. Ik heb inderdaad twee knappe wezens in mijn leven die onvoorwaardelijk van me houden en bij wie ik zonder twijfel kan zeggen dat het liefde op het eerste gezicht was.
Misschien heeft hij inderdaad toch gelijk. Ik ben hopeloos verliefd.
En ik ben gelukkig.