Na een week met hun paps naar de sneeuw zijn mijn schaapjes weer terug in mijn weitje.
En hoewel het uit-elkaar-zijn met de jaren voor steeds minder vervelende momenten zorgt, blijft dat weg-zijn-met-de-andere-ouder een knagend iets. Jij doet gewoon je ding: bent lekker aan het werk, hebt veel leuke afspraken buiten de deur want dat kan nu en dan af en toe ineens “pang”, die realisatie, altijd onverwacht:
In de AH als je hand automatisch naar de limonade uitstrekt: “Oh nee, dat hoeft nu niet..”, als je wakker wordt en ziet dat er geschaatst kan worden wat zo leuk is met die apen: “Oh nee, ze zijn er helemaal niet…”, of als je ineens zo’n heerlijke gezins-selfie-waar-jij-niet-meer-op-staat uit de sneeuw ontvangt.
Het is een periode van ultieme zelfregulatie. En die gaat over:
– het hen niet lastig vallen met jouw gevoel van gemis. Gewoon 100% niet! Zij hebben het zalig en genieten en hebben helemaal geen tijd om jou te missen. Dat verandert zodra jij ze confronteert met jouw gemis. Dan is er, hoe goed bedoeld ook, altijd een gevoel van schuld en spagaat aan hun kant.
– het jezelf weghouden van het gevoel van zelfmedelijden. Je bent niet zielig totdat jíj vindt dat je dat wel bent. En pas dan voelt het ook zo
Dat lijkt makkelijker gezegd dan gedaan maar weet je wat echt helpt?
Gewoon dankbaar zijn. En dat hardop zeggen, als een mantra. Zo werken onze hersenen; wat je denkt en zegt, word je… Dus:
Ik ben Dankbaar dat zij zo’n heerlijke week hebben.
Ik ben Dankbaar dat hun vader hen die kan bezorgen.
Ik ben Dankbaar dat ze het goed hebben.
Ik ben Dankbaar voor al mijn ‘vrije’ tijd waarin ik allemaal leuke dingen voor mij kan doen.
En nu ben ik Dankbaar dat ik ze weer alledrie om heen heb. Want potdorie, wat heb ik ze gemist!