Als hulpverlener sta je tegenover verschillende cliënten en situaties.
Hele mooie, maar ook vervelende situaties. Als student krijg je tijdens je opleiding verschillende vakken en theorieën die je voorbereiden op de praktijk. Na een vier jaar durende opleiding heb ik mezelf klaargestoomd om de theorie in de praktijk te brengen. De praktijk was voor mij anders dan ik had verwacht..
Waarom anders?
Je bent met echte mensen en hun levenssituaties bezig. Geen verzonnen casussen met leuke rollenspellen, waarbij je achteraf feedback krijgt en de les afsluit met een lach. Je leest hun achtergrondverhalen, wat ze hebben meegemaakt, wat ze hebben gezien en waar ze mee zitten. Maar tussen de regels door lees je de lichtpuntjes van cliënten. Dat geeft me hoop voor de toekomst van een cliënt.
Waarom is hoop belangrijk voor je als hulpverlener?
Hoop betekent dat je optimistisch kan zijn en blijven naar cliënten toe. Knelpunten en valkuilen binnen de stoornissen en beperkingen van cliënten vertaal je als mogelijke hindernissen binnen zijn kwaliteiten.
Zoeken naar mogelijkheden in de onmogelijkheden.
Als hulpverleners hebben we ook te maken met fysiek geweld. Hoe optimistisch blijf je dan?
Als hulpverlener heb ik situaties met cliënten meegemaakt waarbij fysiek geweld werd gebruikt. Op dat moment merk je dat de rooskleurige wolk van optimisme omslaat.
Gisteren nog heb ik zo’n situatie meegemaakt.
Een cliënt, die vader is, gescheiden leeft van zijn kinderen, inmiddels ex-partner, oorlog in Syrië heeft meegemaakt en hier een bestaan probeert op te bouwen. Met vader en kinderen is er een omgangsregeling getroffen. Vader ziet zijn kinderen iedere woensdagmiddag van 14:00-16:00 uur. Iedere woensdagmiddag gaat vader spelen met zijn kinderen en daarna gaan ze iets eten bij een snackbar in de buurt. Vader is een vrolijke man met een belevingswereld van een kind. Als hij met zijn kinderen speelt gaat hij helemaal op in hun wereld. Vader leeft met stoornissen en beperkingen waar hij zich niet van bewust is. Zijn gedrag en gemoedstoestand kan heel snel omslaan. Hierdoor is het voor mij als hulpverlener lastig om me voor te bereiden op bepaalde situaties.
Wat is er gebeurd?
De omgangsbegeleiding begon goed. Vader tilt dochter op en laat haar zitten op zijn schouders, geeft zijn fiets aan zoon om lekker te kunnen fietsen, grapt met zijn kinderen en we lopen richting de speeltuin om daar te spelen. Vader heeft regelmatig sturing nodig tijdens de omgang. Zo ook vandaag; vader houdt zich bezig met andere kinderen in plaats van met zijn eigen kinderen. “Aardig van je dat je aandacht besteedt en lief bent tegenover andere kinderen, maar dat hebben je eigen kinderen nodig. Probeer je te focussen op je eigen kinderen”.
Ik stuur vader aan en probeer hem mee te nemen naar zijn eigen kinderen. Ik loop naar de kinderen toe en sta met mijn rug naar vader. Ik draai me om en zie vader vlak achter me staan. Op dat moment pakt vader me bij mijn keel. Hij schreeuwt “Ben je mij aan het uitlachen?! Ben je mij aan het uitlachen?! Ik bepaal zelf wel wat ik doe”. Ik haal de hand van vader bij mijn keel weg, duw hem voorzichtig naar achteren voor een gepaste en veilige afstand.
Dit was een vervelende situatie voor mij. Gelukkig waren mijn collega’s in de buurt en konden ze mij snel te hulp schieten. We hebben de kinderen direct uit de situatie gehaald. Ze zijn even tot rust gekomen in het omgangshuis. Vervolgens heb ik ze thuis gebracht.
De politie kwam later ter plaatse. Ze hebben vader in bedwang gehouden en hem begeleidt naar zijn fiets. Toen is hij vertrokken. De politie heeft het incident in behandeling genomen en er wordt aan mij verzocht om aangifte te doen.
De middag die zo mooi begon eindigt met een incident. Maar ik heb hoop voor vader. Tijdens de eerdere omgangen heb ik duidelijk zijn liefde voor zijn kinderen gezien.
Vader was het incident al snel vergeten en vroeg waar zijn kinderen waren. “Maar mijn kinderen hebben nog niet gegeten. Ze zijn dol op shoarma met friet”.
Deze situatie doet me denken aan de wijze woorden van een mevrouw. Als tiener gleed ik uit met mijn fiets en zij kwam naar me toe om me te helpen.
Ze zei: “Ja, het is glad. Je moet wel oppassen, maar het gaat er niet om hoe je valt, maar hoe je uiteindelijk opstaat”.
Wijze woorden die voor mij als hulpverlener veel betekenen.